Scout Niblett – De Nieuwe Anita Amsterdam, 14 december 2007

De Nieuwe Anita. Ik heb er nog nooit van gehoord, maar kom er bij toeval achter dat Scout Niblett daar een concert geeft. De site van deze club (?) aan de Frederik Hendrikstraat geeft me niet veel info in een (express?) rommelige lay-out. Er is wel een mailadres waar ik dan maar gebruik van maak om te horen hoe ik aan kaarten moet komen en hoe duur die zijn. Olga mailt me terug. Kaarten aan de deur en ze zijn 8 euro, best wel duur (!) voor DNA, schrijft ze nog. Een week later mailt ze me uit zichzelf nog een keer, dat ze me op de reserveringslijst zet, want het kan nog best druk worden. Ik sta even versteld van zoveel attentie. Er wordt nog wat heen en weer gemaild en gebeld, want er gaan nog twee mensen mee, dus Jeroen wordt Jeroen +1 en uiteindelijk Jeroen +1 +1.

We pakken met z’n 3-en de bus naar Amsterdam. Even kijken, Frederik Hendrikstraat nummer 111. We lopen langs een raam met daarachter een wat groot uitgevallen huiskamer waar wel veel stoelen staan, en een bar. Zou dat het zijn? Ja dus. De deur is op slot en er wordt opengedaan door een meneer die meldt dat het 8 euro kost. Ik pak mijn geld en zie het verdwijnen in een ouderwets geldkistje. We staan op een reserveringslijst, zeg ik nog, waarop hij een lijstje pakt met een drietal namen en die vervolgens weer opzij gooit met de mededeling dat die onbelangrijk is.

We lopen de huiskamer in waar een halfronde lage bar is gevormd rond een schoolcafé-achtig gedeelte waar ik schoolcafé-achtige attributen waarneem, zoals een kleine ijskast, een gewoon koffiezetapparaat, een waterkoker, alweer een geldkistjex85 Aan de bar staan wat stoelen waarvan er geen een hetzelfde lijkt. Dan kun je nog iets verder doorlopen naar achteren waar wat tafels en stoelen staan en waar ik Scout een kaartje zie leggen. Aan de muur hangen schilderijen van aardappels (te koop voor iets van 40 euro ’t stuk) en er hangen een hele reeks leuke tekeningen van worsten in alle soorten en maten. Daaronder behang uit oma’s tijd. We gaan aan de bar zitten en bestellen koffie, thee en wijn. Dat is dan 4 euro. Wat een fijne tent is dit. We voelen ons thuis en de avond kan nu al niet meer stuk.

Het programma zou om 8 uur beginnen, maar dat wordt half tien, en er zijn geen drie bands, maar twee. Maar dat geeft allemaal niets. Om een uur of negen zijn we toch wel benieuwd geworden hoe de zaal er uit ziet aan de andere kant van de ‘trompe l’oeil’ boekenkastdeur. Achter de deur blijkt een soort ruime overloop te zitten met zicht op het niet bestaande podium beneden. Rechts een bar, alwaar sterke(re) drank wordt verkocht. Links staat een klein buffet klaar op een oud kastje. Stokbrood, boter, tapenade geloof ik en pasta? Is dit gewoon voor algemeen gebruik? Ook links, een kledingrek op wielen, alwaar we onze jassen ophangen. De ‘garderobe’ is onbewaakt, maar ik heb het idee dat in deze omgeving bewaking een onbekend woord is, omdat het publiek dat hier komt niets slechts in de zin heeft. Ik zie ook een tafeltje met daarop een stapel cd’s van Scout, die daar onbeheerd liggen en mijn vermoeden uit de vorige zin onderstrepen. Er zijn twee trappen die naar beneden leiden. Daar komen we in een (ook weer) kleine kelderruimte waar wat apparatuur staat opgesteld op het niet bestaande podium. Rechts weer een bar. We nemen er nog een.

Als eerste komt Ray Raposa van Castanets ons onderhouden met zijn muziek. Met zijn lange ZZ-Top baard en omhangen met een gitaar weet hij onze aandacht te krijgen. Hij gebruikt veel gitaarloops als ondersteuning voor het spel dat hij er overheen drapeert. En hij zingt er bij. Niet onverdienstelijk en fijn in deze omgeving. Maar ik zal er geen cd van kopen, zeg maar. Het is een kleine man, die ons meldt dat het al weer een tijd geleden is dat hij met zijn publiek op dezelfde hoogte stond (letterlijk dus), voorzover dat kan met zijn lengte, grapt hij. De kelder is ondertussen flink vol gelopen. Met publiek.

Na Ray is het de beurt aan Scout. Ze zegt dat ze een beetje dronken is. Ze begint solo, een nummer, uitgesponnen intro, om in te spelen lijkt wel, Of om de aandacht te krijgen. Na dat nummer vraagt ze het publiek of die haar iets willen vragen. Er volgen wat obligate vragen. Ze wil meer vragen. Dan speelt ze verder, nog meer rustige nummers, met haar intense en doordringende stem. Ze stopt, geërgerd door de echo in haar geluid en vraagt de geluidsman of dat weg kan. Dan krijg je een wc-geluid, zegt ie. Prima dan. Tijdens haar ingetogen nummers hoor je af en toe de barman van een trap hoger bezig met een shaker! Ondertussen gaat het publiek daar, waarschijnlijk volop aan de mojito’s, steeds luider praten. Scout ergert zich weer. Ze pakt de microfoon en vraagt vriendelijk maar dringend of men stil wil zijn, of anders wil gaan praten in het voorste gedeelte van de club (achter de deuren). Ze wil niet de prima-donna uithangen – of misschien toch wel – maar dit is wel haar show en het is zeer irritant als er zoveel mensen doorheen praten. Ze krijgt luide bijval van het kelderpubliek. Wat zal ze spelen. Ze begint weer met haar gitaar, maar zet die dan opzij om achter de drums plaats te nemen en daar een nummer te doen. Dan pakt ze haar gitaar weer en laat ze even horen dat het ook anders kan, met hard geluid en overstuurde sound. Ze grapt dat ze eerst vraagt of iedereen zijn mond wil houden en dat ze dan zo hard gaat spelen dat het niet meer uitmaakt. Haar drummer is ondertussen aangeschoven en ze zet nog feller in. Ze stopt met spelen en zegt dat ze het nu een beetje overdrijft. Je merkt dat ze bozig is. Bozer dan anders. Op een ‘cheer up’ reactie uit het publiek gaat ze diep in. Dat moet je nooit zeggen tegen iemand die zich rot voelt, want je weet niet hoe serieus rot zo iemand zich kan voelen. ‘I’m just an angry girl’ zegt ze nog. Ze speelt haar boosheid niet van zich af, hoe graag ze dat ook wil. Het gaat niet echt lekker. Ze vraagt om een verzoekje, waarbij ze de ene (‘Dinosaur Egg’) meteen speelt en de andere (het wonderschone ‘Wolfie’) tot het einde bewaart. Dan stopt ze en terwijl er nog lang wordt geklapt loopt ze weg, het publiek door, de trap op naar boven.

Het is precies elf uur, want later zou het niet worden, had Olga gemeld. Waarschijnlijk om burenoverlast te voorkomen. Ik koop de laatste cd van Scout, die ze niet zelf verkoopt. Ze staat verderop te praten. Ik durf haar niet te benaderen voor een persoonlijke boodschap op de hoes. We wapenen ons met dikke jassen en sjaals tegen de kou die we weer instappen. Met een goed gevoel vanwege de fijne locatie en de (in ieder geval) indrukwekkende voorstelling van het boze meisje.

Julie Doiron – Paradiso (bovenzaal) Amsterdam, 30 november 2007

Dit is het verhaal van een gevoelige vrouw en man die hun hart blootleggen voor een publiek, maar dat hart gebroken terug krijgen door twee mensen die het niet begrepen.

Julie Doiron heeft net een nieuwe cd uit, die ik nog niet ken, maar ik heb er wel al iets van gehoord, voornamelijk dat het wat minder rustig is. Het rockt wat meer. Ze is toch voornamelijk bekend van haar fragiele liedjes ondersteund door minimale instrumentatie. Het wordt een vroeg concert dat, ook al is het bovenzaaltje nog niet eens halfvol, precies op tijd begint, om 18:30 uur. Julie speelt gitaar en zingt. Ze wordt begeleid door een drummer waarvan ik de naam niet meer weet helaas. Wat giechelig en uiterst bescheiden zegt ze de zaal gedag en het duo speelt twee nummers, waarschijnlijk van die nieuwe cd. Dan begint Julie te praten. Recht uit het hart. Hoe haar trip naar Amsterdam is verlopen. De drummer praat mee. Dat ze zonder GPS (navigatie) door Europa heen reizen en steeds met veel geluk en (net) op tijd op hun bestemming komen. Dat ze vandaag dus naar Amsterdam zijn gekomen en twee uur lang rond hebben gereden om bij Paradiso te komen, vanwege eenrichtingsverkeer, de oproerpolitie (scholierenstaking) en de vele vrachtwagens die dubbel staan en moeten laden en lossen. Maar ze vinden het prachtig en hebben genoten van hun reis, hun onverwachte sightseeing tour. Als een komisch duo wisselen ze elkaar af in het openleggen van hun hart, de oprechtheid straalt er af en het is niet alleen hartverwarmend om te zien en horen, maar wat fijn dat een band het publiek eens serieus neemt en, zoals ze zelf aangeven, door de intieme omgeving wat willen experimenteren met de set. Julie zegt wat ze denkt, en daardoor spaced ze nog wel eens even. Ik vraag me af of ze niet even langs een coffeeshop zijn geweest. Een paar nummers later geeft ze me onverwacht zelf antwoord op die vraag, dat ze echt in haar normale doen is, maar door de bijzondere dag en deze omgeving in een soort natural high verkeerd. Als de drummer het einde van een nummer opeens wat afraffelt, is dat om aan te geven dat hij een plas-pauze nodig heeft. Julie beaamt dat als hij moet plassen, hij echt moet, maakt niet uit waar ze zijn. Hij zegt nog dat hij vlak voor het begin van het concert dacht van zal ik nog snel gaan? Nee, ik red het wel. Niet dus. Dus een kleine plas-pauze waarin Julie solo een nummer speelt. Er wordt nog veel meer gepraat en het is een genot om te horen. Halverwege de set wisselen Julie en haar drummer van plaats, want eigenlijk vindt ze drummen leuker, hoewel ze het pas een jaartje doet. Ze zullen een paar nummers spelen van de band van de drummer (als ik het goed begrijp). Julie bedankt het publiek dat we zo geduldig met ze zijn. Dan zegt de man direct voor me keihard dat ze meer praten dan spelen. Je ziet Julie schrikken. Ze verontschuldigt zich een beetje en er wordt een nummer ingezet. Wat me al eerder was opgevallen is dat de man met zijn vriendin constant door de muziek heen praten. En niet zo zachtjes ook. Ga lekker naar de kroeg denk ik bij mezelf. Sukkels. Na dat nummer vraagt de drummer of degene die dat net zei even naar voren wil komen, want hij wil hem uitleggen hoe de vork in de steel zit. Er volgt een heel verhaal waaruit naar voren komt dat de band een performance geeft en dat het praten een wezenlijk onderdeel daarvan is. Juist op zo’n dag als deze, die hij aanvoelt als een van de mooiste tot nu toe, in deze mooie zaal met prachtige akoestiek. En dat communicatie toch van wezenlijk belang is tussen mensen. Op een geniale wijze wordt de man even op zijn plaats gewezen. Maar het loopt uit de hand. De vriendin van de man begint zich er ook mee te bemoeien en schreeuwt agressief dat het niet eerlijk is en dat haar vriend zijn menig mag geven en dat ze gewoon niet zo veel moeten praten. Ik sta echt versteld. Deze mensen bevinden zich als enigen in een totaal andere dimensie en verstoren de prachtige stemming die er was compleet. Dat voelt iedereen, en Julie en haar drummer nog het meest. Ze spelen nog twee of drie nummers (ondertussen blijft het agressieve paar continue door de nummers heen kletsen, en krijgen het zelfs aan de stok met een jongen die ze duidelijk maakt dat ze hun mond moeten houden) en wisselen dan weer terug naar hun originele instrumenten. Julie zegt zichtbaar aangedaan dat het haar spijt wat er gebeurd is. Ze spelen nog enkele ingetogen nummers die meer dan ooit door hart en ziel snijden. Ik hoor een tekstflard: “it’s our last chance to communicate”. De drummer zit gekromd boven zijn drumstel, in zichzelf gekeerd, het tegenovergestelde van de vrolijke man die er net nog stond. Julie bedankt het publiek dat met een lang applaus laat weten dat ze niets te maken willen hebben met het paar dat voor de sfeeromslag verantwoordelijk is. De drummer loopt helaas snel het podium af de zaal uit. Ik had hem graag nog een hart onder de riem gestoken. Julie verkoopt op de hoek van het podium wat cd’s, en ontvangt van velen positieve ondersteuning. Ze vindt het jammer dat ze niet wist dat die mensen constant door haar nummers aan het praten waren. Ze vindt het fijn om te horen dat ze de stem van een individu niet zo moet aantrekken, maar je ziet dat deze avond voor haar niet is geëindigd zoals wij allen met haar hadden verwacht, gehoopt. Het zo durven openstellen van je hart blijkt een riskante zaak. Toch hoop ik dat ze zich niet laten weerhouden om dat de volgende keer weer te doen.

Arcade Fire – HMH Amsterdam, 13 november 2007

Zoals ik al eerder heb beschreven keek ik in augustus 2005 mijn ogen (& oren) uit toen ik het optreden van Arcade Fire op Lowlands op de tv voorbij zag komen. Wat een spektakel, inzet, emotiex85en nog prachtige, unieke muziek ook! Het is voor het eerst dat een live-optreden op tv zo goed overkomt op me. Want ja, ook ik heb wel enkele DVD’s staan met concerten daarop van bands. Maar je kijkt het een keer en zet het in de kast, want voor het echte live-gevoel moet je er bij zijn geweest. Zoniet dit verslag. Ik wilde daar bij zijn.

Het heeft dan even geduurd (zie uitgebreide Lowlands verslag), maar dinsdag 13 november speelde de Canadese band dan in de HMH (jammer, liever een kleine zaal, maar die zijn ze ontgroeid). Dat de band een totaalervaring is, blijkt al aan de toegang van de HMH, alwaar een vriendelijke (Amerikaans-sprekende) meneer ons bij de deur welkom heet. We zien een stuk of tien jonge mensen met speciale t-shirts aan met de bandnaam er op en ‘Partners in Health’ daarbij. Op hun buik hangt een soort groot uitgevallen collectedoos. Een dame stapt op ons af en begint (in het Engels) een verhaal over de organisatie die op het shirt staat. Kort gezegd komt het er op neer dat ‘Partners in Health’ een organisatie is die probeert de kwaliteit van de gezondheidszorg in enkele zeer verarmde gemeenschappen te verbeteren. Ik vraag mij meteen af of deze hele groep meetourt met de toch al niet te kleine band plus aanhang. We gaan de zaal in en installeren ons redelijk vooraan.

Het voorprogramma bestaat uit vier man en ze noemen zich Wild Light. Lang niet slecht, maar te veel een kloon van de hoofdact en minder boeiend. Slap aftreksel noemen ze dat.

De zaal is langzamerhand volgestroomd en we zien een dat er gigantische orgelpijpen worden gexefnstalleerd op het podium. Dat beloofd wat.

Arcade Fire begint het optreden met ‘Black Mirror’, tevens de openingstrack van hun 2e cd. Het geluid is niet zo best. Het wordt te veel een rondzingende drein en de zang van Win Butler staat te zacht afgesteld. Het is natuurlijk ook niet makkelijk om een tienkoppige band met een divers scala aan instrumenten goed te laten klinken. Maar de HMH heeft een goede reputatie en dit geluid stelt teleur. Ik zie dat de twee malloten van de band meteen druk in de weer zijn met overal op te timmeren, waardoor een van de verlichte standaards omkukelt. Ligt het aan mij, of is het nog wat te vroeg voor zulk gedrag? Het is natuurlijk een gimmick (geworden), maar als het meer in de opbouw van de set mee gaat zou het effect beter zijn. Al snel volgt een van de beste nummers ‘No Cars Go’, maar het gevoel van euforie heeft zich nog niet meester van mij gemaakt. Heb ik te hoge verwachtingen? De band maakt gebruik van simpele maar zeer effectieve lichteffecten en gebruikt diverse schermen om van alles en nog wat op te projecteren. Zo ook hun eigen optreden, dat helaas dan wel een fractie van een seconde achter de werkelijkheid aan loopt. Naarmate de set vordert gaat ook het geluid beter klinken. Zeker in een rustig nummer als ‘In The Backseat’, waar ieder instrument de ruimte krijgt om te schitteren. Het is erg leuk om te zien dat vooral Regine Chassagne bijna elk nummer wel van instrument wisselt. Van draailier, tot drums, via accordeon naar kerkorgel. Want ja, dat orgel bleef tot nu toe onaangetast. Tot de kleine theatrale dame er achter plaatsneemt en de HMH opeens verandert in een Gotische kerk bij de begintonen van ‘Intervention’. Het kippenvel begint al een beetje te komen en groeit waarachtig uit tot een hoogtepunt als ‘Neigborhood 3 (Power Out)’ in wordt gezet en op fenomenale manier overgaat in ‘Rebellion (Lies)’. Win hoeft niet langer te zeuren over gebrek aan aandacht van achter uit de zaal, want de hele zaal is mee. Er volgen nog twee toegiften, die ik mee maak van helemaal achter in de zaal op het balkon. Dan zie ik pas echt goed hoe de zaal een massa van wuivende armen is. De band kan tevreden zijn en ik ben dat ook. Ik heb een toefje van de magie kunnen proeven.

Als toetje staan de collectanten van het begin dit keer met stapels posters onder de arm bij de uitgang om deze gratis uit te delen. We worden bedankt dat we gekomen zijn. De poster blijkt een soort informatiefolder van ‘Partners in Health’.

Patrick Watson – Melkweg (Max) Amsterdam, 30 oktober 2007

“Houdt het dan nooit op”, zou Carice van Houten zeggen. Nee, want dit is alweer de derde keer in drie maanden dat ik naar een concert van Patrick Watson ga. Hij speelt in het voorprogramma van de Cold War Kids. Bij die kids lopen we uiteindelijk bij het derde nummer weg, want dat is niet aan ons besteed. Tsja, en Patrick, die weet zelfs een derde keer nog steeds te boeien. Met bijvoorbeeld een geheel ander gitaarintro bij een van zijn songs, of het feit dat hij Erika Alexandersson (van Loney, Dear: bloeit hier iets op?) mee had genomen voor een vocale bijdrage. Of het feit dat Matt Aveiro van de hoofdact een potje mee ging drummen. Sowieso petje af voor het feit dat Cold War Kids alle ruimte gaven aan Patrick Watson, zodat er zelfs een toegift gespeeld mocht worden. En, alweer een verrassing, want dat deed Patrick solo. Kortom, het was weer genieten, van deze op en tot muzikale belevenis. En het zijn geen loze woorden als hij Nederland in het algemeen en de zaal in het bijzonder bedankt, omdat de band in ons kikkerlandje al vroeg is opgemerkt en in de armen gesloten. Als we de zaal verlaten zien we dat Patrick de daad bij het woord voegt en zijn eigen cd’s staat te verkopenx85

Mintzkov – Paradiso (bovenzaal) Amsterdam, 13 oktober 2007

Mintzkov (voorheen Mintzkov Luna) is een klein maar fijn bandje uit België, waar wel meer kleine fijne bandjes vandaan komen. Hun tweede cd is al weer even uit en ik zit de hele tijd te wachten tot ze eindelijk eens in de buurt gaan spelen. Dus niet Breda of Utrecht, maar gewoonx85.Amsterdam. Nu is het dan zover. Heerlijk in het kleine bovenzaaltje van Paradiso begint de band voor een bijna volle zaal om iets van 20:15 met een rustig nummer dat ik niet zo snel herken. Ik sta voorste rij links, bijna met mijn neus tegen de bas van de bassiste. Althans, nadat de zanger na een paar nummers zegt dat we wel wat dichterbij mogen komen, want er was een smalle doorgang tussen het publiek en het podium. Dat is ook niet zo raar, want als je echt vooraan staat, sta je inderdaad bijvoorbeeld met je neus tussen de snaren van een bassiste. De muziek van Mintzkov is niet heel ingewikkeld. Ze spelen veel nummers in hetzelfde (lekkere) tempo, waarbij de gitaren voornamelijk slag doen. Het zit hem meer in het feit dat die nummers heel fijn zijn, met net die melancholieke klank, of slimme akkoordwisseling en gedreven beat. Het geluid is op mijn plek niet optimaal. Ik zit in de hoek van de drums en bas, waardoor ik de (spaarzame) lead-gitaar en zeker de toetsenist niet of nauwelijks hoor. De leuke accenten die zij in de nummers geven, moet ik er dus af en toe bij verzinnen. Wat ik wel opmerk, is dat de drummer soms wel erg tsjak boem over komt. En dat juist die bassiste hele leuke accenten of variaties doet, die het geheel juist dat ietsje meer geven. En dat ze in uiterste concentratie haar ogen steevast sluit als ze gaat zingen.

Met z’n 5-en op dat kleine podium, dan heb je niet veel ruimte en er wordt dan ook niet veel bewogen. Toch weet de band te boeien, door hun inleving encontactmet het publiek. “Jullie horen in de grote zaal” roept er iemand uit dat publiek. “Jullie ook” antwoordt de zanger. “Volgende keer”, belooft hij. Ze spelen langzamerhand toe naar een hoogtepunt. Goede opbouw! Als ze het podium verlaten valt me op dat de enige dame van de groep een handtasje mee neemt. Daarna komt de zanger/gitarist alleen terug voor een toegift. Een nieuw, fragiel nummer. Er wordt veel gepraat in de zaal, maar na veel “sssstttttttt”! geluiden uit diezelfde zaal is het snel stil. Daarna speelt de hele band nog ‘Saints Have No Heart’, een wat minder gemakkelijk in het gehoor liggend nummer, dat wel erg goed is, maar misschien niet als afsluiter. Een redelijk kort (75 minuten) maar toch heel fijn concert.

Biffy Clyro – Melkweg (oude zaal) Amsterdam, 9 oktober 2007

Biffy Clyro is mijn bandje, zoveel mag zo langzamerhand wel duidelijk zijn. Ik volg ze al vanaf hun eerste cd en spaar alle uitgaven van singles die ze uitbrengen, ook omdat daar vaak weer extra non-cd tracks op staan. Mijn vriend uit Zweden heb ik aangestoken met het virus. En deze keer is hij zelfs zo gek om twee dagen over te komen om dit concert met z’n 2-en mee te maken.

De support-act is een Nederlandse band genaamd Man Made Ivory. We luisteren van tevoren even via myspace wat deze band voor ons in petto heeft, maar het spreekt ons niet echt aan. Dus als we in de zaal komen en ze zijn al bezig, laten we ze even lekker voor wat ze zijn en gaan we buiten de zaal zitten praten. Bij het laatste nummer (bedankt voor die aankondiging!) gaan we naar binnen en werken we ons gemakkelijk naar voren om daar – bijna eerste rij – te kunnen genieten van wat komen gaat. Erik (de Zweed) en ik zitten te grappen wat we zullen roepen als nummer dat we willen horen. Erik zegt ‘Iname’, de allereerste single die niet eens op de debuut-cd staat. Ik zeg ‘There’s No Such Thing As A Jaggy Snake’. We lachen. Echt een makkelijke titel om even te roepen, maar wel een favoriet nummer. Zoals altijd speelt de band retestrak en explosief. Daar geen klachten. Waar dan wel? Toch het feit dat ze vrijwel geencontactmaken met het publiek. Dat hebben ze eigenlijk nooit echt gedaan. En dan heeft blikvanger Simon Neil zijn lange haar altijd voor zijn ogen hangen, waardoor er geen blik meer te vangen is. Dan merk ik ook dat de nummers waarbij ik dan het meest uit mijn dak ga, wat oudere nummers zijn. Puzzle, hun laatste opus is toch wat commerciëler, voor zover je dat kunt zeggen. Dat het publiek zich overigens uitstekend vermaakt blijkt wel uit het feit dat er tegen het einde van de set een heftige mosh-pit ontstaat. Gelukkig wordt ik zelf nog getrakteerd op een toegift die ik niet verwacht had: There’s No Such Thing As A Jaggy Snake!

Patrick Watson – Paradiso (bovenzaal) Amsterdam, 15 september 2007

Patrick Watson was weer geweldig.

De eerste keer dat ik hem live zie is op Lowlands, aan het begin van de dag. Een vriend van me zegt een paar nummers aan te zullen horen om dan naar een ander bandje te gaan kijken. Hij komt er niet aan toe en is net zo overdonderd als ik. Ze geven de nummers live echt een enorme meerwaarde.

Na onze enthousiaste verhalen weten we nog meer vrienden te overtuigen dat ze er in Paradiso echt bij moeten zijn. Ook daar weet de band totaal te overtuigen. Ik denk om verschillende redenen. Natuurlijk zijn daar de songs, die op zich al heel interessant zijn, hoewel je ze een paar keer moet horen om er in te komen, zeg maar. Dan is daar de band. Een groep van vier mannen die niet alleen zeer onderlegd zijn in het bespelen van hun instrumenten, maar ze zijn ontzettend goed afgestemd op elkaar. Dit geeft de ruimte om de nummers elke keer net iets anders in te vullen. Een andere gitaarsolo, een aparte jam, accenten verleggen, rare effectenapparaatjesx85 Vervolgens weet Patrick (als woordvoerder) het hele zaakje goed te relativeren, met grapjes, opmerkingen en zijn unieke eendenlach. Dit geeft het geheel een zeer gemoedelijke sfeer, wat de luister- en kijkervaring alleen maar ten goede komt. Dan is er nog de interactie met het publiek. Dit gaat van reageren op een opmerking (een verzoek om een stukje Satie wordt zelfs gehonoreerd en ter plekke ingelast), via het aanzetten tot meezingen, tot uiteindelijk met de hele band de zaal inlopen, in het midden krukjes neerzetten en dan daarop geheel unplugged Man Under The Sea ten gehore brengen. En zo zijn ook die andere vrienden ook weer overtuigd van deze live-sensatie. En ze spreken op hun beurt weer andere vrienden aan, die dan naar het concert in de Melkweg zullen komen. En langzaam maar zeker groeit het aantal fans, waardoor ik hem waarschijnlijk voor de laatste keer in zo’n kleine zaal heb gezien als die bovenin Paradiso. En dat is dan weer jammer.

Uhm, Patrick Watson is geen moer aan, ga er vooral niet heen!!!!

The Police – ArenA Amsterdam, 13 september 2007

The Police waren in hun hoogtijdagen pittig, uitdagend en opgefokt (met dank aan Stewart, die altijd sneller drumde dan Sting en Andy wilden). En dan spreek ik over 1979-1980, de tijd dat ze hun Around The World tour deden en in verre en vooral vreemde uithoeken concerten gaven. Zelf heb ik ze helaas pas in 1983 gezien, toen de machine meer gepolijst was, hoewel nog steeds imponerend. De blonde goden werden toen al in aparte limousines van het hotel opgehaald en naar de Ahoy gebracht. Enkele maanden later was de breuk definitief. Ieder ging zijns weegs, waarmee ik je verder niet zal vervelen. Sting is daarbij het meest in de spotlight gebleven, ook vanwege zijn onmiskenbaar talent voor het schrijven van songs. Nooit zou The Police meer bijeen komen, aldus Sting. Totdat hij anders besloot, om de mensheid maar weer eens te verrassen.

Ik ben verrast en bang. Ooit verzamelde ik alles van deze band. In mijn hoogtijdagen had ik complete live-tournees van de groep op cassette en was ik de grootste 7 inch single verzamelaar van (in ieder geval) Nederland. Het zit dus best diep. Vandaar die angst. Dat gaan ze nooit meer waarmaken.

Dan gaat de hele commerciële machine werken. Hun eerste optreden in zoveel jaar in een kleine club in Los Angeles wordt live uitgezonden op internet. Natuurlijk zijn ze wat onwennig, maar het klinkt best aardig en ze zijn alle drie goed op dreef met hun grappige commentaar (het is tegelijk een persconferentie). Het is wel opvallend dat alle foto’s op de site en voor promotie van vroeger zijn. Belangrijkste exponent is de beroemde foto die gebruikt wordt voor de aankondiging van hun concerten, waarbij je de band op een explosief moment treft.

Des te opvallender was het verschijnen van een haast identieke foto van de band tijdens hun eerste reunie concert in Vancouver.

Je zou haast denken dat ze het nog kunnen!

De eerste recensie die ik lees is ook al enthousiast.

Via hun site kun je lid worden van de fanclub (voor 100 dollar) waarbij je dan voorrang krijgt op de verkoop van kaarten voor concerten. Daarbij ontvang je dan wel een Commemorative Lithograph with band replica (!) signatures, ahum. Daarnaast worden er vele dure arrangementen aangeboden die je dan voor een honderdje of drie een goede plek geven, met een hapje en drankje en alweer een of ander souvenir. Nou, daar trap ik niet in, maar ik koop toch wel kaartjes voor het concert in de ArenA. De duurste kaartjes ooit wat mij betreft, dus één concert is wel genoeg.

Donderdag 13 september is het dan zover. Mijn eerste concert in de ArenA. We zitten ergens vrij hoog (tweede ring) maar wel redelijk dicht bij het podium. Tenminste, het is maar wat je dichtbij noemt in dit soort afgrijselijk massale stadions. Van diverse mensen heb ik al vernomen dat het geluid waardeloos kan zijn, vooral als het dak dicht is. Mmm. Het dak is dicht. Ik zie allemaal schotten hangen om het geluid op te vangen, waarschijnlijk om galm te voorkomen.

Het voorprogramma is Fiction Plane. Alweer een marketing stunt van jewelste. Fiction Plane is de band van de zoon van Sting: Joey Sumner. En Joey klinkt heel erg als Sting. En hij speelt ook bas. En zijn groep bestaat ook uit drie man. En de drummer speelt ook Tama drums. En de muziek klinkt af en toe wel errug Police-achtig, zeker die single. De songs zijn echter minder memorabel, hoewel achter mij iemand in de pauze al met zijn vrienden belt om tickets te regelen voor zaterdag, als ze in de Melkweg spelen. Marketing geslaagd.

Het is ondertussen donker geworden buiten. Als de lampen in de ArenA uit gaan stijgt de spanning. Stewart opent het concert door op een gong te slaan. Ze zetten Message In A Bottle in. Het geluid is inderdaad slecht. De baslijnen zijn nauwelijks te volgen en comprimeren zich tot een dof dreungeluid dat in deze grote vissenkom rond galmt. Ook van Andy’s gitaarpartijen verwaait een hoop. Ik heb soms moeite te ontdekken welk nummer hij is begonnen, of hij uberhaupt nog het juiste nummer speelt. Alleen de drums en Sting’s stem komen goed over. Slecht geluid waar de band niets aan kan doen is geen reden om ze af te kraken. Maar dat dit mijn laatste keer ArenA is mag duidelijk zijn. Maar weten de goddelijke drie me dan nog te boeien? Nee.

Ik noemde de band pittig. Dat zijn ze verre van. Het zijn oude mannen die oude hits van weleer spelen en dat op hun (nee niet hun sloffen maar op hun) pantoffels doen. Sting is die professional die precies weet wat en hoe hij moet zingen. Zijn stem klinkt best goed, maar als het er op aan komt, zoals in Truth Hits Everybody, dat trouwens tergend langzaam wordt gespeeld, dan kiest hij bij het refrein niet de hoogte, maar de veilige middenweg, waardoor het geheel ontzettend vlak wordt. Zo hoop ik bijvoorbeeld naar het einde toe, dat ze So Lonely niet zullen spelen, want dat gaat hij zeker niet halen. Ik kom bedrogen uit en verbijt me tijdens de uitermate slechte uitvoering die als een tandeloze oude pitbull voorbij sjokt.

Uitdagend dan? Er is geen uitdaging te zien of horen. Het lijkt wel of men de opdracht heeft gekregen van elke vorm van energie af te zien. Er staat toch een aardig groot podium met flinke zijkanten, waar je heerlijk op heen en weer zou kunnen rennen. Niets daarvan. Andy blijft altijd binnen een meter van zijn kruisje staan. Sting sloft één keer de linkerkant op en één keer de rechterkant. Op een flauw sprongetje na was dat het. Stewart is nog de meest energieke, maar zit gebonden aan zijn drumstel en uit zich door vele drumstokjes in de lucht te werpen.

Opgefokt. Dat is helaas ook niet meer mogelijk. Stewart is (waarschijnlijk) gebonden aan het ritme in zijn oortje. Zijn leiband. Daarbij worden veel nummers sowieso al veel langzamer ingezet dan ze op de plaat te horen zijn, laat staan hoe ze ooit live werden gebracht.

Er staan hier oude schimmen te spelen. Te spelen voor een dijk van een pensioen. Het is ze gegund, maar niet ten koste van mijn centen. Niet op deze manier.

Ik weet wat het laatste nummer zal zijn en we besluiten weg te gaan als dit begint, af te dalen naar de begane grond, voordat er tienduizenden dezelfde weg naar het perron van Strandvliet zullen betreden. Wel lekker, zo’n lege trein. De enige meevaller deze avond.

Lowlands 2007: de belevenis

Biddinghuizen, 17/18/19 augustus 2007

In 1998 ben ik voor het eerst en voor het laatst naar Lowlands geweest. Toen schreef ik voor een muziekblad en mocht ik samen met een vriendin, die fotograaf is, onder de noemer ‘pers’ het festival bekijken en (later) beschrijven. En ja, toen sliep ik gewoon in een tentje tussen de rest van het gepeupel. En ja, backstage (!) ben ik op de smerigste plee ooit geweest, maar als je moet dan ga je. En na het festival was ik tevreden, maar had ik niet de drang om ooit nog eens te gaan. Voornamelijk door het hele camping gebeuren. Ik ben al geen kampeerder, maar daar slaap je echt voor geen meter. Het constante geluid, van geroezemoes tot lawaai, de smerige bende, de ellende als je naar de plee moet en dan je tent weer moet vinden, uitkijkend dat je niet in een hoop kots trapt, de lange rijen voor de douche en geen plek om je kleren te laten. Nu ja, alles wat me tegenstaat aan kamperen vind je daar in het kwadraat terug.

In het afgelopen jaar heb ik hele fijne nieuwe vrienden gemaakt. En toen we een keer samen zaten kwam Lowlands ter sprake. Sommigen waren er vaker geweest. Sommigen niet zo vaak. Ik gooide in de groep dat ik dit jaar best wel wilde gaan, maar dan wel luxe in een huisje wilde verblijven om die camping te kunnen vermijden. Daar bleken meer oren naar. Dus uiteindelijk ben ik na negen jaar weer naar het festival gegaan, met als hoofdkwartier een fijn vakantiehuisje op een half uur rijden van het terrein. Ik hoef je niet te zeggen dat ik heerlijk heb geslapen. Ik was meestal het eerste in het huisje en ’s ochtends het eerste wakker. Dan liep ik naar de croissanterie voor wat verse broodjes en de kleine supermarkt voor wat beleg en maakte ik een heerlijk ontbijtje klaar voor z’n vijven. Om daarna nog rustig na te genieten in het zonnetje voor de deur. Het halve uurtje rijden naar en van het Lowlands terrein had ik daar heel graag voor over.

Het programma van het festival zelf was niet eens zo aanlokkelijk. Er waren maar vijf bands die ik echt wilde zien. De rest was uit nieuwsgierigheid, wat bandjes bekijken waar je normaliter nooit naar toe zou gaan. Of die je niet kende en wilde leren kennen. In alfabetische volgorde heb ik gezien (sommige acts maar enkele nummers):

  • Biffy Clyro: zie andere artikel
  • Chris Cornell: speelde goed maar op safe, zijnde veel Soundgarden songs en andere hoogtepunten uit zijn carrière.
  • Clark: electronische muziek die me weinig boeide
  • CSS: Braziliaanse disco-rock die de zaal vanaf het begin mee kreeg door de in glitterpak gestoken zangeres en gangmaakster
  • Eagles Of Death Metal: zo hard dat je buiten de tent nog je oordoppen nodig had; ik was snel pleite
  • Editors: fijne set, goed geluid
  • Hayseed Dixie: uiterst ludieke band die veel hardrock klassiekers op hillbilly wijze vertolken met supersnelle gitaar, viool en banjo, zoals The Ace of Spades van Motorhead.
  • Kaiser Chiefs: ultieme pretband, als je tenminste wat biertjes op hebt (maar ik drink niet!)
  • Malkovich: muzikaal niet slecht, maar brei van geluid en die schreeuwzang hoeft niet van mij
  • Nine Inch Nails: niet mijn muziek, stond wel als een huis hoewel je ze nauwelijks zag in het donker
  • Nosfell: Franse (hoge) stemvirtuoos die zich ondersteund door een (staande) bas(sist) niet alledaagse muziek neerzet, vaak met als basis ritmes die hij met zijn stem laag voor laag opbouwt en dan vogue-achtige bewegingen maakt als hij zijn gitaar niet om heeft. Interessant, maar niet pakkend genoeg.
  • Ojos de Brujo: toch veel traditioneler (Spaans) dan verwacht
  • Gabriel Rios: weet zo langzamerhand goed zijn publiek te bespelen, maar niet mijn ding
  • Aaron Spectre: heftige breakcore, die minder extreem is dan verwacht door de makkelijke melodietjes
  • Sonic Youth: te gruizig geluid, zelfs voor hun sound, weinig imponerend
  • Tool: perfectie, tot vervelens toe
  • Patrick Watson: het hoogtepunt van het festival, mooie nummers, goed geluid, fijne improvisatie, leuke ‘geluidsprobeersels’, heerlijk jazzy drummer, live een grote waardetoevoeging in vergelijk met de cd.

En als je dit zo leest dan kwam de toegevoegde waarde dus niet zozeer van de muziek dit jaar. Het was voornamelijk heel fijn om met goede vrienden rond te lopen, wat te praten, wat te eten, nog wat te eten (hee Danny!) en toch ook hier en daar wat muziek te horen, waarbij je je dan ook niet schuldig of bekocht voelde als je na enkele nummers weer verder liep. Daarbij scheelde het enorm dat het weer zo goed was. Volgend jaar weer? Geen idee. Als het programma meer naar mijn smaak is (was wel erg bedroevend), de vrienden welwillend zijn en het huisje beschikbaar, who knows?

Lowlands 2007: het lot

Biddinghuizen, 17/18/19 augustus 2007

Augustus 2005: Arcade Fire speelt op Lowlands. Ik ben er niet bij, maar zie het optreden op tv en ben zeer onder de indruk. Ik ga de band verder uitchecken en koop hun ep en debuut cd.

Januari 2007: Aankondiging dat Arcade Fire een concert gaat geven in Vredenburg te Utrecht. Kosten x80 29,00 (ex). Shit. Toch wel duur en dan nog in Utrecht ook. Ik twijfel enorm. Ik wil ze heel graag zien, maar dan in een kleine(re) zaal en goedkoper. Als iets duur is ga je het altijd omrekenen naar de gulden en dan schrik je pas goed: fl. 63,91! En dan de nog bijkomende kosten van de reservering (euro-tje of 3) en de reis er heenx85 Dilemma.

13-01-2007: Voorverkoop concert. Ik heb besloten het niet te doen (en hoop in mijn achterhoofd op een wonder, dat ik ze misschien nog wel ergens anders zie).

27-03-2007: De band zegt het concert af wegens ziekte van een van de leden. Kaarten kunnen worden ingeleverd. Mijn hoop op een tweede kans neemt toe, ze zullen toch wel een vervanging doen later dit jaar?

05-04-2007: Ik lees de eerste geruchten dat ze op Lowlands zullen spelen.

25-04-2007: Na overleg met vrienden hebben we besloten naar Lowlands te gaan. Ik koop vandaag mijn kaart.

27-05-2007: Het is officieel, ze staan op de poster.

11-08-2007: Ik maak mijn Lowlands-schema in orde. De band zal op zondag 19 augustus na Sonic Youth spelen in de Alpha tent om 20:00 uur.

17-08-2007: Vlak voordat ik naar Lowlands afreis check ik mijn mail. Ik krijg de nieuwsbrief van Mojo binnen, die aankondigt dat Arcade Fire een concert zal geven in de HMH op 13 november. De voorverkoop begint op zaterdag 18 augustus. Morgen dus, als iedere fan op Lowlands staat. Handig gedaan. Wat zal ik doen? Ik ga ze dus al zien, maar dat is wel een verkort concert. Ik besluit een kaart te regelen, voornamelijk omdat ik er de vorige keer toch wel spijt van had geen kaart te hebben gekocht. De prijs is ondertussen opgeschroefd naar x80 32,00 (ex). Ach, je leeft maar één keerx85

Ik ga verder met spullen pakken. Wat neem je mee. Ik heb echt nog tientallen t-shirts met van alles erop. Ik neem er drie mee, waaronder mijn oranje Biffy Clyro shirt met de tekst: Kill the old, torture their young. Een shirt dat ik al jaren niet aan heb gehad, maar het is lekker felkleurig en voor Lowlands kan het welx85

18-08-2007: Het is al avond geworden als ik naar de plek loop bij de Alpha tent waar ik met mijn vrienden heb afgesproken. Ik wandel langs een informatiepunt en zie wat op een A-4 vel geschreven achter het raam hangen. In grote letters: Klaxons afgelast. In kleinere letters: Biffy Clyro vervanger. WAT!!!??? Dat is dus een van mijn favoriete bandjes. Euforie en een vaag gevoel van duisternis gaan hand in hand als ik verder loop. Klaxons had ik ook in het programma opgemerkt, maar niet aangekruist, want dan speeltx85..Arcade Fire! Ergo: ik moet nu kiezen tussen Biffy Clyro en Arcade Fire. De beslissing is snel genomen. Door het lot heb ik toch al een kaartje voor een compleet concert van laatstgenoemde band, Biffy’s muziek vind ik toch beter en Joeri (blergh) is mijn vriend weer!

19-08-2007: Om 20:00 uur staanJoeri, Danny en ik (in mijn oranje shirt!!!!) eerste rij tussen een heleboel jonge (Engelse) meisjes in afwachting van Biffy Clyro, die uiteindelijk een degelijke set speelt. De religieuze belevenis haal ik hopelijk in november nog inx85