World War Z

World War Z

De aankondiging dat er een zombiefilm aan ging komen met Brad Pitt en een ongelooflijk budget was op zich geen verkeerde. Het stug verlopen filmproces en de trailer die vooral veel digitale klimzombies liet zien deed mijn vertrouwen al heel wat slinken. Toch maar proberen, want een doorgewinterde zombievreter laat zo’n dis niet liggen.

World War Z is eigenlijk gewoon een Hollywood rampenfilm, met megabudget, waarbij het aan de ene kant heel erg groot (wereldwijd, steden, militairen, CIA, UN) en de andere kant heel erg klein (één man en zijn familie) is gehouden, zodat we aan die ene kant overdondert worden door de grootsheid van de ramp en aan die andere kant worden geraakt door de herkenbare intieme sfeer van het individu. Dat de ramp dit keer bestaat uit zombies is een leuke bijkomstigheid.

Die ramp breekt uit door een aan hondsdolheid gelinkt virus, dat binnen tien seconden van de ene op de andere mens kan overslaan door een beet. De wereldbevolking neemt dan ook in razendsnel tempo af en alle hoop is gevestigd op een geleerde die naar de ontstaansplek moet gaan om de oorsprong van het virus vast te stellen en een remedie te verzinnen. Ex Verenigde Naties specialist Gerry Lane (Brad Pitt) wordt opgetrommeld om de geleerde te vergezellen, maar je begrijpt dat al gauw het lot van de wereld op zijn schouders komt te rusten. En dan komt ook de veiligheid van zijn familie nog in gevaar…

Alsof we naar een alternatieve James Bond film kijken worden we meegesleept van de ene locatie naar de andere, waarbij Gerry maar al te menselijk blijkt door zijn feilbaarheid, de hoeveelheid actie de lange speelduur geheel doet vergeten en er ook van ‘live action’ zombies valt te genieten. Voor een Hollywood blockbuster zitten er wat opvallende dingetjes in verstopt, zoals het feit dat de ‘held’ zonder blikken of blozen mensen opoffert om te overleven (c.q. zichzelf als mogelijke redder van de mensheid een meerwaarde geeft) of het feit dat Joodse religieuze gezangen de ondergang van het betreffende volk in kan luiden, om maar eens wat te noemen. Frappant, op zijn zachtst gezegd. Er hangen ook wat losse eindjes aan de film. Zo zullen we nooit weten waar en waarom het virus is ontstaan (voer voor deel 2?), mag God weten waarom de militairen de zombies ‘zekes’ noemen  en vraag je je af waarom de incubatietijd van het virus zo drastisch is verkort in de periode tussen het eerste en de huidige slachtoffers. Je hebt er echter nauwelijks de tijd voor om bij stil te staan, want snelheid, actie en spanning houden je nagenoeg continue bezig. Voeg daarbij een aardige vondst om de rampspoed te keren waardoor World War Z dan toch nog boven verwachting weet te presteren.

Man Of Steel

Man Of Steel

Hoe maak je een film over de sterkste, onverslaanbaarste superheld ooit interessant? Door hem een achtergrondverhaal te geven, een persoonlijkheid en een tegenstander met vergelijkbare krachten, moet regisseur Zack Snyder gedacht hebben. Drie goede punten, waarvan er zeker twee hun waarde in de film bewijzen.

Man Of Steel begint met het achtergrondverhaal, op de thuisplaneet van de held die dan nog geboren moet worden. Vader Jor-El en moeder Lara Lor-Van krijgen op natuurlijke wijze een kindje. Een wijze die al decennia lang is verboden, omdat kinderen worden gekweekt met een specifieke taak, die ze vervolgens hun hele leven uitvoeren. In het kind zien de ouders de enige hoop voor de planeet Krypton, wier bronnen jarenlang intensief zijn gebruikt waardoor de planeet is gedoemd tot de ondergang. Tegenstander van het regime is generaal Zod, die de macht wil grijpen en op zijn manier de toekomst van de planeet veilig wil stellen. De baby wordt de ruimte in geschoten en komt terecht op aarde, waar hij wordt gevonden door een stel dat hem opvoed.

Persoonlijkheid dan. De baby is Kal-El, maar weet niet beter dan dat hij Clark Kent is en over bijzondere krachten beschikt. Normen en waarden worden hem bijgebracht door zijn liefhebbende ouders die hem pas later vertellen hoe de vork in de steel zit, waarna hij zich niet alleen een outcast voelt, maar een weeskind van een andere planeet. Hoe het voelt om eigenlijk nergens thuis te horen weet Henry Cavill redelijk goed weer te geven. Door zijn opvoeding en natuurlijke gevoel van rechtvaardigheid weet hij lange tijd problemen te ontlopen (hoewel dit nog een zeer groot offer van hem zal vragen) en zijn identiteit geheim te houden.

Tot de tegenstander met vergelijkbare krachten ten tonele verschijnt en Clark Kent dwingt zich kenbaar te maken om de mensheid te sparen, wat hem uiteindelijk tot Superman bombardeert, die het in een knallende finale uitvecht met Zod en consorten. Niet zozeer de tegenstander is een minpuntje, als wel de eindeloze gevechten waarbij de twee door van alles (wolkenkrabbers) en nog wat (asfalt) beuken, zonder dat hier een soort van grens aan wordt gesteld. Ze kunnen immers bijna alles. Dus het special effects team heeft overuren gedraaid om de gevechten in perfectie te kunnen tonen, wat zeker is gelukt, maar waarvan je na verloop van tijd een beetje murw van bent gebeukt. Dat neemt niet weg dat naast die drie pijlers waarop de film is gebouwd, het contrast tussen Krypton en Aarde goed werkt en de almachtige kracht van Zod en zijn kompanen in de vorm van hun Terravorming van de planeet aarde huiveringwekkend over komt.

Waar Marvel de laatste jaren vrij goed scoort met hun superhelden op het witte doek, wist DC pas echt een vinger in de pap te krijgen met Christopher Nolan’s Batman reeks. Het is dan ook niet zo gek dat deze man als producer van Man Of Steel is aangewezen, wat overigens niets weg neemt van de klus die Zack Snyder dit keer zeer aardig heeft geklaard.

Welcome To The Punch

Welcome To The Punch

Als gentleman crimineel Jacob Sternwood (Mark Strong) en rookie detective Max Lewinsky (James McAvoy) elkaar treffen in het heetst van de strijd, bijt Max in het stof en gaat Jacob er vandoor met een grote buit en verdwijnt van de radar.

Jaren later komt Max Jacob weer op het spoor en de fysiek en mentaal getergde detective heeft er moeite mee om alles op alles te zetten om de crimineel te pakken. Gelukkig wordt hij aangespoord door zijn jonge vrouwelijke collega. Tijdens de zoektocht naar Jacob blijkt er veel meer aan de hand dan Max noch Jacob op had gerekend.

Ik moest een beetje denken aan de film The Sweeney die ik nog niet zo lang geleden heb gezien. Goed spel, een aantal leuke wendingen (die in dit geval iets minder voorspelbaar zijn), maar toch te weinig eigen gezicht om echt iets memorabel af te leveren. De overeenkomst met The Sweeney op het gebied van de vrouwelijke collega is meer dan treffend overigens. Er zijn verder te veel verplichte nummers – ook hier weer de shoot-out – en een interessante invalshoek die wordt gekozen betreffende het feit dat detectives in Engeland geen pistool dragen sterft eigenlijk een stille dood.

Welcome To The Punch is aardig vermaak voor de 99 minuten die de film duurt. Niets meer niets minder.

Iron Man 3

Iron Man 3

Iron Man was een wat onverwacht succes, door de fantastische vertolking van Robert Downing Jr., die de extravagante en arrogante miljardair Tony Stark via zijn onderkoelde houding en gortdroge humor toch zeer menselijk wist te houden en door het briljante pak dat Stark ook letterlijk in Iron Man verandert. Een goede mix aan actie, avontuur en een aardig verhaal deden de rest. Bij deel 2 werd het al iets minder, hoewel er werd voortborduurt op zijn gezondheidsproblemen en innerlijke strijd, verschoof de aandacht wat meer naar grotere actiescènes die minder persoonlijk werden. De trend wordt met deel 3 voortgezet. De eigen gezondheid vormt nauwelijks meer een issue en de boeman slaat toe met onbeperkte middelen waardoor Tony Stark laat weten terug te zullen slaan met “good old fashioned revenge”.

Het is allemaal wat simpeler gehouden. Natuurlijk moet de boef sterker zijn dan de vorige, waardoor deze onmenselijke krachten krijgt waartegen dan nog meer varianten van de ijzeren man moeten worden ingezet, naast enkele hulptroepen zoals Iron Patriot (Iron Man’s eigen Robin?), met nog grotere gevechten tot gevolg. Maar spannender wordt het er niet van. De keuze voor een grotere rol voor Pepper Potts, het liefje van Stark, is wat mij betreft nu ook niet direct geslaagd te noemen. De ideeën voor de slechteriken komen wat tweedehands over (ik denk aan The Amazing Spider-Man’s Lizard en zijn regeneratieve wondgenezing gecombineerd met Terminator 2’s onstuitbare T-1000), maar gelukkig  zorgt de interactie met een bijdehand jongetje voor wat aardse humor, waarbij Stark zijn ‘beste’ kant weer even laat zien.

Slecht is het niet, maar iemand van het niveau van Tony Stark verdient toch een wat intelligenter script. Voor simpele ram-acties kunnen we al bij zoveel andere films terecht.

Blijf ook nu weer even zitten tot het einde van de aftiteling, waarna er nog een klein grapje volgt.

The Grandmaster

Grandmaster, The

De slotfilm. De prijsuitreiking. Alleen voor genodigden. Tenminste, tot voor kort, want de overgebleven tickets zijn alsnog in de verkoop gegaan voor simpele zielen als ik, die niet in Amsterdam wonen en de laatste voorstelling toch niet mee kunnen maken omdat dit het thuis komen bemoeilijkt. Zou ik de film, die op zich niet te hoog op mijn verlanglijstje staat omdat ik wel een beetje klaar ben met martial arts, eerst niet kunnen zien, nu dus wel. Dus begeef ik me weer naar boven, de lange houten trappen op richting die grote in de lucht hangende zaal, waar ik mijn ‘gatskaken’ naast de ingang op één van de gekleurde zitpoefjes neervlij.

De slotfilm. De prijsuitreiking. Het is te merken. Daar loopt “hallo, ik ben Chris Oosterom, artistiek directeur van dit festival”, die zijn stoute schoenen (Vans) heeft uitgetrokken en er nette voor in de plaats heeft gedaan met bijpassend pak. Kijk aan, daar is ook productieleider Kelly Willemse in een prachtig jurkje in zwijgende film kleuren, hoewel de bijpassendheid van haar schoenen discutabel zijn. Iedere medewerker die straks om welke reden ook in het voetlicht treedt is vanavond mooi opgedoft.

En dus volgen de bedankjes (Eye, sponsors, medewerkers, vrijwilligers, publiek – alstublieft) en worden er prijzen uitgereikt door ‘vakkundige’ jury’s. Dat ik het daar als onderdeel van het kijkend publiek niet altijd mee eens ben mag de pret niet drukken. En ach, laat ik die gratis bytes benutten en alles even opnoemen.

De Black Tulip-jury, bestaande uit Renate Dorrestein (schrijfster), Berend Jan Bockting (journalist) en Maarten Groen (directeur/regisseur DPPLR) kende de Black Tulip 2013 toe aan: Wolf Children van Mamoru Hosoda.

De Méliès-jury, bestaande uit Ronald Rovers (journalist), Erik de Jong (muzikant Spinvis) en Esther Rots (filmmaakster) kende de Méliès d’Argent 2013 voor de Beste Europese Fantastische Film van Imagine toe aan: Fin van Jorge Torregrossa.

De Méliès d’Argent in de categorie Beste Korte Europese Fantastische Film toegekend aan Perfect Drug van Toon Aerts.

De MovieZone Jury, bestaande uit de jongeren Sam ten Thij, Margot van Helvert, Janneke Angeneind, Maxime Pottuit en Maarten Valstar, kende de Imagine MovieZone Award toe aan: Citadel van Ciarán Foy.

De publieksfavoriet is nu nog niet bekend want er draait nog een film waarvoor gestemd moet worden. Maar de volgende dag komt mijn hoop uit en gaat The Battery van Jeremy Gardner & Adam Cronheim er met de Silver Scream Award vandoor.

Wat mij betreft zijn de Silver Scream Award en de MovieZone Award dus het best gekozen.

We zien trailers van de winnende films, filmpjes van de winnaars of winnaars die hun prijs persoonlijk in ontvangst nemen. Applaus, award, applaus, bloemen, applaus.

Dan is het tijd voor de nieuwe martial arts film van Wong Kar Wai, die vol zit met Kung Fu, Wing Chun, Baguazhang – 64 hands, Noord en Zuid, oude wijze leermeesters, ongeduldige opstandige jongelui, Oosterse wijsheden, sierlijke vechtchoreografieën van Yuen Woo-ping, onmogelijke liefde, eer en dus ook wraak, verlies, close-ups, slow motion, wind, regen, een stalen blik maar leuke oortjes, perfect uitgebalanceerde shots als kleine kunstwerkjes, melodrama, strijkers en violen, witte wintertuinen…

Het verhaal van IP-man, de man die Bruce Lee trainde, ook al komt die laatste er verder niet echt in voor. Het is mooi gemaakt, maar niet iets dat ik niet eerder en hetzelfde heb gezien. Het meest interessante deel vind ik als IP-man (Tony Leung) als vertegenwoordiger van het  Zuiden een bezoek brengt aan de oude meester van het Noorden, die met ‘pensioen’ gaat, een laatste demonstratiegevecht wil en een huis vol afgevaardigden heeft, ieder met een eigen vechtstijl. Als IP-man het huis door gaat, ontmoet hij drie mensen die hun stijl laten zien in een vriendschappelijk treffen met hem.

Een stemoordeel mogen we niet geven, want er zijn te veel genodigden en medewerkers aanwezig, wat de stemming zou kunnen beïnvloeden. Maar de mijne zou ‘zozo’ zijn geweest, omdat ik er – zoals ik verwachtte –  toch wel een beetje klaar mee ben.

Conclusie over Imagine? Ik heb een stuk minder films bekeken dan normaal. Dat heeft te maken met het feit dat ik er al een aantal had gezien, er dit keer minder is te combineren (vorig jaar draaide een film drie keer, nu twee keer) en er veel bij zat waar ik geen interesse in heb (losse films, maar ook onderdelen als Bollywood en Anime). De nieuwe locatie is erg mooi en goed bereikbaar, maar in mijn ogen niet sfeervol passend bij het festival. Zoals altijd heb ik films in alle oordeelcategorieën gezien, van hopeloos tot zeer goed, waarbij het gemiddelde in ieder geval voldoende was. De verrassingsfilm was bagger en gezien de historie zou je denken dat men daar iets mee zou moeten doen. Er waren weer volop gasten, leuke Q&A’s en weinig zaken die echt mis gingen. Toch zag ik dit jaar minder vaak oude bekenden (Jan Doense, Mark van den Tempel, Erik Kriek, Typex, en een hele hoop bezoekers die ik elk jaar zie, niet ken, maar er nu dus een paar van minder of geheel niet zag). Toch heb ik het gevoel dat de directie van het festival een andere richting op wil gaan. Er meer bij willen horen, niet meer het ondergeschoven kindje willen zijn, indruk willen maken, gelikt over willen komen. Daar lijkt het steeds meer naar toe te gaan. Iets dat niet alle oudgedienden (van medewerkers tot vrijwilligers tot bezoekers) die al jaren en jaren naar dit festival gaan op prijs zullen stellen. Ik zeg niet dat het een verkeerde richting is en ik begrijp het ook best.

De dertigste editie is volgend jaar. Misschien een goede tijd om een nieuw festivalletje te beginnen, terug naar de krochten van Kriterion, of Pathé City voor mijn part, dat met zijn kruipdoor sluipdoor gangetjes en voldoende zalen genoeg duistere sfeer en mogelijkheden biedt om films te draaien die terug gaan naar het horror genre, waarvan het hart toch het hardste gaat kloppen in velen van ons.

Kon-Tiki

Kon-Tiki

Na Life Of Saai had ik eigenlijk niet meer zo veel zin in een film over mensen die op de oceaan ronddobberen. Maar je weet maar nooit en elke film verdient een kans.

Het is 1937 en de Noorse antropoloog Thor Heyerdahl zit met zijn vrouw op het eiland Fatu Hiva, onderdeel van Frans Polynesië, alwaar hij leeft en onderzoek doet. Hij komt tot de conclusie dat de originele bewoners van het eiland 1500 jaar geleden niet uit het Westen moeten zijn gekomen, maar uit het Oosten. Peru wel te verstaan. Omdat vele knappe koppen vóór hem het tegenovergestelde hebben beweerd, wat voor waar is aangenomen, wil niemand zijn theorie ondersteunen en zit er niets anders op dan het proefondervindelijk te ondergaan. In 1947 laat hij zijn vrouw en kinderen achter, trommelt wat Noorse mannen bijeen die totaal onervaren zijn wat zeereizen betreft, gaat naar Peru, bouwt een vlot en begint zijn reis naar Polynesië. Dat is een reis van 5000 mijlen met een berekende dobbertijd van 100 dagen.

Veertig minuten in de film zitten ze dan eindelijk op zee. Daar verblijven we ook de rest van de film. Hoe houdt je dit interessant? Er volgt wat opwinding als de eerste storm woedt, er iemand over boord valt, een walvishaai langs zwemt, lichtgevende kwallen langsdrijven… Het zijn de bekende dingen die je in elke film van dit type wel langs ziet komen. De rest van de tijd wordt voornamelijk gevuld met de alledaagse taken (zoals radio contact zoeken) en vrij oninteressante uitwisseling van zinnen door de Noren, waarvan de helft sowieso vrij karakterloos en dus inwisselbaar is. Het duurt dan ook lang voordat dit grote avontuur enigszins enerverend wordt. Daar moeten dan haaien aan te pas komen, waarbij de worsteling met een van die beesten wel een uniek hoogtepunt is.

Het is echter niet voldoende om de aandacht er twee uur lang bij te houden. Voor een film waarvan je al weet hoe die af zal lopen, verwacht je dat de reis er naar toe genoeg te bieden heeft. Visueel is er weinig mis. De scènes in Noorwegen, Amerika, Peru en op de oceaan zien er mooi uit. Maar men had wat meer stil kunnen staan bij de beweegredenen van de rest van de bemanning (die hun leven op het spel zetten), wat meer dynamiek kunnen leggen in de verhouding van de Noren onderling. De hoofdrolspeler heeft weinig uitstraling en is ondanks zijn wetenschappelijke eigenwijsheid maar een kleurloos persoon. Verder zijn de spannende scènes dun gezaaid.

Kon-Tiki is gebaseerd op ware gebeurtenissen. Die reis is gemaakt en Heyerdahl heeft er zelfs een documentaire van geschoten, die in 1951 maar liefst een Oscar won. Ik zou die documentaire eigenlijk moeten gaan bekijken. Misschien was het wel voor 99% saaiheid troef. Het is dan toch de taak van een filmmaker om daar zoveel jaar later een gedramatiseerde vertelling van te maken. Dat is in mijn ogen met deze verfilming niet helemaal gelukt.

The Aggression Scale

Aggression Scale, The

“Agression Scale: A psychological test measuring the frequency of overt aggressive behavior that may result in physical or psychological injury to others.”

Kijk, daar komt de hoofdpersoon aan joggen. Of nee, toch niet. De hoofdpersoon staat aan de andere kant van het geweer waarmee hij haar van haar sokken blaast, waarna hij een foto neemt. Een team werkt in opdracht van een man wiens geld is gestolen. Iedereen die er iets mee te maken heeft moet worden afgemaakt binnen 48 uur. Hij wil er een bewijs van en zijn geld terug.

Het zal wel iets te maken hebben met het gezin dat aankomt bij hun nieuwe huis. Na de initiële golf van geweld maken we kennis met dit gezin dat bestaat uit een man en zijn (wat autistisch aandoende) zoon en zijn tweede vrouw met haar zeventienjarige dochter, die er ook niet om had gevraagd om alles achter zich te laten en deel uit te maken van dit nieuwe gezin op deze nieuwe plek.

Aha! Er speelt dus iets. Waarom verhuizen ze eigenlijk? Waarom zijn ze op hun hoede als er aangebeld wordt? Waarom heeft de moeder haar arm in een mitella? Hoe kunnen ze dit gigantische huis betalen? Terechte vragen waarop niet overal antwoord zal komen, maar die genoeg suggestie wekken aangescherpt door mooi en effectief camerawerk.

Alles verloopt voorlopig volgens de verwachting die door de suggestie is opgewekt, tot er een schot klinkt dat de boel danig op scherp zet, omver haalt, de focus verlegt en intelligentie versus brute kracht laat zien. De spanning wordt flink opgevoerd en ‘a history of violence’ krijgt een nieuwe invulling. Hierdoor wordt deze thriller net even anders en best genietbaar.

The Sweeney

Sweeney, The

The Sweeney was een Engelse politieserie uit de jaren ’70 die de grimmigheid van de straten van Londen voor het eerst hard in beeld bracht. De serie was zeer succesvol en deze film is er een afgeleide van.

The Sweeney is een ‘special cop squad’ met de ervaren Jack Regan (Ray Winstone) als baas die resultaten krijgt door niet altijd even zo netjes binnen de lijnen van de wet te werken. Hij krijgt tips uit het criminele circuit waardoor hij vaak overvallen kan verijdelen. Een soort van ‘Dirty Harry’ team dat vuur met vuur bestrijd. Interne Zaken is niet blij met de methoden van Regan, zeker niet gezien het hoofd er van Ivan Lewis wel door heeft dat Regan het met zijn vrouw doet. Lewis aast op een misstap van Regan, die er aan zit te komen als een oude bekende uit de misdaadwereld een overval en executie op zijn naam lijkt te schrijven. De simpele optelsom waarmee Regan tot deze conclusie komt houdt geen rekening met enkele variabelen die roet in het eten gooien.

Met het acteren is weinig mis. Het verhaal is simpel maar doeltreffend. Wat jammer is, is dat je de belangrijke plotwendingen van te voren aan ziet komen, terwijl de agenten zelf nog tot die conclusies moeten komen. Voorspelbaar dus. Gelukkig blijft de film meeslepend doordat Winstone doet waar hij goed in is en weet hij ondanks zijn dubieuze karakter de kijker toch mee te krijgen op zijn hand. Er zit een geweldige shoot-out in die doet denken aan die in Heat en uiteindelijk komt de boel tot een plichtmatige conclusie met veel piepende banden en knallende pistolen.

Hier had toch wel iets meer in gezeten…

The Collection

Collection, The

The Collector. “Saw meets Cube met enige emotionele diepgang. De meelevingsfactor gaat in werking. Het maakt deze film zeer doeltreffend. Spanning en gruwel zoals ik die al een tijdje niet heb gevoeld. En ook nog eens apart camerawerk, oog voor detail (let op de goudvis), zenuwslopende geluidseffecten en een bijzonder effectieve muziekscore”. Dit schreef ik in 2010. Dus mijn interesse was gewekt toen ik vernam dat er een vervolg uit was genaamd The Collection.

De draad wordt opgepikt direct na het einde van de eerste film. Tijdens een geheim feest in een vage club stuit hoofdpersoon Elena op de bekende rode hutkoffer waar ze Arkin (de dief en hoofdpersoon uit de eerste film) uit bevrijd terwijl ondertussen bijna alle aanwezigen tot bloederige hompjes vleespulp worden gemalen, omdat de verzamelaar de club heeft omgebouwd tot een gigantische boobytrap. Elena wordt op haar beurt meegenomen in de koffer en haar rijke pappie schakelt een legertje aan zwaar bewapende mensen in die m.b.v. Arkin het onderkomen (groot hotel) van de seriemoordenaar (ondertussen dus ook massamoordenaar) ingaan om heldhaftige dingen te doen.

Alles wat de eerste film zo goed maakte wordt hier enorm gemist. Weg is de meelevingsfactor. Zowel spanning als gruwel zijn ondermaats. Ik heb geen apart camerawerk gezien, laat staan oog voor detail. Om over het geluid maar te zwijgen. De keuze om het anders aan te pakken is zeer slecht uitgevallen. In zijn eigen huis zou de ‘collector’ toch alle touwtjes goed in handen moeten hebben, maar dat is totaal niet zo. Natuurlijk zijn er wat gezichtsloze schapen die op de slachtbank komen, maar daar zit ik eigenlijk al fout, want het zijn geen schapen dit keer, het zijn wolven. Zwaarbewapende wolven met een missie, plus twee helden die zich laten gelden. Geen achtergrondverhaal, geen empathie, geen interesse in de personen die het wel of niet gaan redden. Wat dat betreft treedt deze serie in de voetsporen van Saw: een goede eerste, maar belabberde vervolgen.

Waar The Collector eng dicht op de huid zat, maakt The Collection het verschrikkelijk theatraal en afstandelijk. Na een slappe zeventig minuten is het gepiept. Deze verwaarloosbare film kan niet in de schaduw van zijn voorganger staan en ik begrijp ook echt niet dat beide films ongeveer dezelfde waardering krijgen op IMDb.

Frankenstein’s Army

Frankenstein's Army

Daar sta ik dan. Met mijn schoenen in het zand, rillend van de kou, ook al heb ik legerachtige kleding over mijn eigen kleding heen gekregen. Door een stuk visnet dat half voor mijn ogen hangt zie ik dat ik omringd ben door zombies. Ze staan met hun rug naar de zee en kijken allemaal in de richting van regisseur Richard Raaphorst die, pietje precies als hij is, een zoveelste shot van onze mars richting de camera wil. De enige keer dat we even echt niet verder kunnen, is als één van de zombies, die zichzelf liggend over de grond moet voortbewegen en zijn uitgangspunt in een plas met ijskoud water heeft, in een deken moet worden gewikkeld omdat hij onderkoeld dreigt te raken. We staan te ver uit elkaar om met elkaar te communiceren, daarbij moet je je focussen op de aanwijzingen die de regie assistent naar ons roept. Het geeft een vreemd gevoel van isolement, zeker met dat visnet dat door de regen nog wat verder is gezakt. Je moet er wat voor over hebben. Als vrijwilliger krijg je alleen een t-shirt als aandenken. Maar met eeuwige roem in het vooruitzicht sleep ik mezelf in zombiemodus weer richting de camera, die de trailer van Worst Case Scenario (Woensdag Gehaktdag) vast legt. Ik ben een Gorehound Guerilla. Het is 5 oktober 2003. Locatie is Strand Slufter, Maasvlakte, Rotterdam.

Dat de film uiteindelijk nooit van de grond is gekomen – en die eeuwige roem nog even op zich laat wachten – komt door een gebrek aan geldschieters. Dat is heel erg jammer, want het idee voor de film (Nazi zombies) was wel degelijk vruchtbaar, zeker gezien het ‘succes’ dat bijvoorbeeld de Noorse film Dead Snow in 2009 had.

Raaphorst is een doorzetter. De laatste mail die ik als Gorehound Guerilla ontving is van 16 januari 2008! Er wordt nog steeds hoopvol gesproken over een zakelijke stap die is gezet die de daadwerkelijke productie in de loop van 2008 zeer waarschijnlijk moet maken. Worst Case Scenario is het dus toch niet geworden, maar na veel omzwervingen en eindeloos vasthouden aan zijn visie heeft Raaphorst het voor elkaar en is het geografische cirkeltje rond. Het is 26 januari 2013. Locatie is Pathé Schouwburgplein, Rotterdam. Frankenstein’s Army beleeft zijn wereldpremière op het IFFR.

Natuurlijk is de regisseur aanwezig. Hij bedankt iedereen die de film mede mogelijk heeft gemaakt, zoals een aantal acteurs die hier aanwezig zijn. Hij besluit zijn nervositeit te onderstrepen door te zeggen: “I hope this film will scare you the same as you scare me”.

Een Russische filmstudent legt met zijn camera in opdracht van Stalin de laatste dagen van W.O. II aan het front vast. Hij volgt een groepje van zes soldaten, die wat laatste Duitsers onschadelijk maken als ze de opdracht van hogerhand krijgen om naar een nabijgelegen dorp te gaan om enkele kameraden te ontzetten. Op weg er naar toe krijgen we al enkele voorproefjes van wat ons te wachten staat in dat dorp, waar het geheel niet pluis is. De (Engels met zwaar accent sprekende) Russen komen terecht in een soort fabriek, alwaar een gekke professor bezig is met het maken van een bizar leger van schepsels, die niet alleen uit de dood zijn herrezen, maar ook nog zijn omgebouwd tot halve robots. Zombots vs. Russians.

Het moge duidelijk zijn waar het in deze film om gaat: de creaturen. Die zijn bizar en uiterst fantasievol. Het valt me op dat er goed is voortborduurt op de ideeën die Raaphorst dus al in 2003 tot leven wilde wekken. De Duitse zombiesoldaten zijn voorzien van zaagarmen, sikkelhanden, drilboorneuzen en immense scharen. Het doet denken aan een rariteitenkabinet, de freakshow waarvoor je in de 19e en begin 20e eeuw wat geld neerlegde om als dit circus in het dorp kwam, de vrouw met de baard te zien, een Siamese tweeling of ‘The Elephant Man’. Zo voelt het eigenlijk tijdens deze film ook, want op andere vlakken valt er niet zo veel te beleven. Van een verhaal is nauwelijks sprake, op een verrassing hoef je niet te wachten, de humor beperkt zich tot enkele momenten, de mate van ‘gore’ is voor een ‘gorehound’ niet om van wakker te liggen en de schepsels zelf zijn minder eng dan verwacht. De bewondering voor hun fantasievolle ontwerp staat afgrijzen in de weg. Raaphorst zegt in de Q&A die na de film volgt, dat hij zijn schepsels zag als een soort van levensgrote ‘action figures’. Het doet denken aan de action figures die uit naam van Clive Barker onder de titel ‘Tortured Souls’ in 2001 op de markt kwamen.

Naarmate de film vordert zie ik meer links met gelijkgestemde geïnspireerde vormgevers, kunstenaars. Zoals Ashley Wood, die in zijn comics Zombies vs. Robots ook al aan het werk was met o.a. de Zombot . Of richting Japan, waar men in Tokyo Gore Police ook al zo’n vreemd schepsel op stelten had lopen. Daarbij vraag ik me af of er directe odes in de film zitten, zoals wanneer de Russen bij het dorp stuiten op een Duits vehikel dat qua beeld erg doet denken aan Giger’s pilotenstoel in Alien en valt de enige vrouwelijke creatie een beetje uit de toon met haar Star Wars staart.

Raaphorst merkt nog op dat de film meer is gebaseerd op intuïtie dan op logisch nadenken. Voor het visuele aspect is dat goed gelukt, maar het is niet voldoende om een goede film te maken. Dan heb je toch wat meer nodig, zoals de keuze voor extremiteit – over the top splatter, gore -, of een goed verhaal, of interessante karakters, of….

Het is gemakkelijk praten voor iemand die van achter zijn laptop wat letters op papier zet. Ik vind het jammer dat de film me niet méér overtuigt. Ik heb jaren meegeleefd vanaf de zijlijn. Ik heb niet voor niets 100km afgelegd om in Rotjeknor deze wereldpremière mee te maken. Het neemt niet weg dat ik diepe bewondering heb voor de maker, die zich ondanks alle tegenslag niet van zijn stuk liet brengen en in fucking Tsjechië zijn droom verwezenlijkte.