The Sapphires

Sapphires, The

De Cummeragunja Songbirds noemen de meisjes zich. En zingen kunnen ze. Al vanaf hun prille jeugd laten ze hun stemmen samensmelten voor de mensen van hun dorp, ergens op het platteland van Australië. De Aboriginal meisjes hebben een droom en doen mee aan een plaatselijke talentenjacht waar racisme nog hoogtij viert, ze natuurlijk niet winnen, maar wel worden opgemerkt door Dave Lovelace (prachtige rol van Chris O’Dowd), die zich aan ze verbindt als manager als het jongste zusje het buitengewone idee heeft om te gaan zingen voor de soldaten in Vietnam. Dan moeten ze wel wat anders gaan zingen dan de ‘shite’ die ze nu zingen, aldus soulman Dave. “Country & Western is about loss. Soul music is also about loss. But the difference is in Country & Western music they’ve lost, they’ve given up and they’re just at home whining about it. In soul music, they’re struggling to get it back and they haven’t given up. So every note that passes through your lips should have the tone of a woman who’s grasping and fighting and desperate to retrieve what is taken from her”. Een mooi betoog en het succesvolle begin van een krankzinnige reis vol nieuwe ervaringen, emoties en moeilijkheden die de band onder de naam The Sapphires meemaakt.

Het verhaal is losjes gebaseerd op ware gebeurtenissen. Het is een feelgood film, waarin de voorspoed om van te genieten is en de tegenspoed nooit van lange duur is of een te zware domper voor het verhaal zal zijn. Het is wat dat betreft best knap dat er zo luchtig over de gruwelen van de oorlog in Vietnam wordt heengestapt – terwijl ze sporadisch wel in beeld komen (doden in de straat, bombardementen, zwaar gewonden) – zonder dat dit tegen de film gaat werken. Dat is geheel te danken aan de fantastische dynamiek tussen de personages. Zowel tussen de meiden onderling als tussen hen en hun manager, waarin droge humor een grote troef is. Zoals wanneer Cynthia een taxi probeert aan te houden, die gewoon door rijdt. “What’s his problem”? “It’s because we’re black, stupid” antwoordt haar oudste zus Gail. “No”, zegt Cynthia, “it’s because you’re ugly. Taxi’s always stop for me”. Of tussen Gail en Dave, wanneer deze laatste haar kwaliteiten als leadzangeres onder de loep neemt bijt ze hem toe: “My name is Gail, I sing lead, Julie and the girls sing backup”. “How do you feel about not singing lead?”, vraagt Dave voorzichtig, waarop ze snedig antwoordt: “How do you feel getting knocked out by a woman”!

De film zit vol van dit soort mooie dialogen waardoor het weinig verrassende en goed te voorspellen verhaal genoeg sjeu krijgt om er toch een zeer aangename filmervaring van te maken.

The Grandmaster

Grandmaster, The

De slotfilm. De prijsuitreiking. Alleen voor genodigden. Tenminste, tot voor kort, want de overgebleven tickets zijn alsnog in de verkoop gegaan voor simpele zielen als ik, die niet in Amsterdam wonen en de laatste voorstelling toch niet mee kunnen maken omdat dit het thuis komen bemoeilijkt. Zou ik de film, die op zich niet te hoog op mijn verlanglijstje staat omdat ik wel een beetje klaar ben met martial arts, eerst niet kunnen zien, nu dus wel. Dus begeef ik me weer naar boven, de lange houten trappen op richting die grote in de lucht hangende zaal, waar ik mijn ‘gatskaken’ naast de ingang op één van de gekleurde zitpoefjes neervlij.

De slotfilm. De prijsuitreiking. Het is te merken. Daar loopt “hallo, ik ben Chris Oosterom, artistiek directeur van dit festival”, die zijn stoute schoenen (Vans) heeft uitgetrokken en er nette voor in de plaats heeft gedaan met bijpassend pak. Kijk aan, daar is ook productieleider Kelly Willemse in een prachtig jurkje in zwijgende film kleuren, hoewel de bijpassendheid van haar schoenen discutabel zijn. Iedere medewerker die straks om welke reden ook in het voetlicht treedt is vanavond mooi opgedoft.

En dus volgen de bedankjes (Eye, sponsors, medewerkers, vrijwilligers, publiek – alstublieft) en worden er prijzen uitgereikt door ‘vakkundige’ jury’s. Dat ik het daar als onderdeel van het kijkend publiek niet altijd mee eens ben mag de pret niet drukken. En ach, laat ik die gratis bytes benutten en alles even opnoemen.

De Black Tulip-jury, bestaande uit Renate Dorrestein (schrijfster), Berend Jan Bockting (journalist) en Maarten Groen (directeur/regisseur DPPLR) kende de Black Tulip 2013 toe aan: Wolf Children van Mamoru Hosoda.

De Méliès-jury, bestaande uit Ronald Rovers (journalist), Erik de Jong (muzikant Spinvis) en Esther Rots (filmmaakster) kende de Méliès d’Argent 2013 voor de Beste Europese Fantastische Film van Imagine toe aan: Fin van Jorge Torregrossa.

De Méliès d’Argent in de categorie Beste Korte Europese Fantastische Film toegekend aan Perfect Drug van Toon Aerts.

De MovieZone Jury, bestaande uit de jongeren Sam ten Thij, Margot van Helvert, Janneke Angeneind, Maxime Pottuit en Maarten Valstar, kende de Imagine MovieZone Award toe aan: Citadel van Ciarán Foy.

De publieksfavoriet is nu nog niet bekend want er draait nog een film waarvoor gestemd moet worden. Maar de volgende dag komt mijn hoop uit en gaat The Battery van Jeremy Gardner & Adam Cronheim er met de Silver Scream Award vandoor.

Wat mij betreft zijn de Silver Scream Award en de MovieZone Award dus het best gekozen.

We zien trailers van de winnende films, filmpjes van de winnaars of winnaars die hun prijs persoonlijk in ontvangst nemen. Applaus, award, applaus, bloemen, applaus.

Dan is het tijd voor de nieuwe martial arts film van Wong Kar Wai, die vol zit met Kung Fu, Wing Chun, Baguazhang – 64 hands, Noord en Zuid, oude wijze leermeesters, ongeduldige opstandige jongelui, Oosterse wijsheden, sierlijke vechtchoreografieën van Yuen Woo-ping, onmogelijke liefde, eer en dus ook wraak, verlies, close-ups, slow motion, wind, regen, een stalen blik maar leuke oortjes, perfect uitgebalanceerde shots als kleine kunstwerkjes, melodrama, strijkers en violen, witte wintertuinen…

Het verhaal van IP-man, de man die Bruce Lee trainde, ook al komt die laatste er verder niet echt in voor. Het is mooi gemaakt, maar niet iets dat ik niet eerder en hetzelfde heb gezien. Het meest interessante deel vind ik als IP-man (Tony Leung) als vertegenwoordiger van het  Zuiden een bezoek brengt aan de oude meester van het Noorden, die met ‘pensioen’ gaat, een laatste demonstratiegevecht wil en een huis vol afgevaardigden heeft, ieder met een eigen vechtstijl. Als IP-man het huis door gaat, ontmoet hij drie mensen die hun stijl laten zien in een vriendschappelijk treffen met hem.

Een stemoordeel mogen we niet geven, want er zijn te veel genodigden en medewerkers aanwezig, wat de stemming zou kunnen beïnvloeden. Maar de mijne zou ‘zozo’ zijn geweest, omdat ik er – zoals ik verwachtte –  toch wel een beetje klaar mee ben.

Conclusie over Imagine? Ik heb een stuk minder films bekeken dan normaal. Dat heeft te maken met het feit dat ik er al een aantal had gezien, er dit keer minder is te combineren (vorig jaar draaide een film drie keer, nu twee keer) en er veel bij zat waar ik geen interesse in heb (losse films, maar ook onderdelen als Bollywood en Anime). De nieuwe locatie is erg mooi en goed bereikbaar, maar in mijn ogen niet sfeervol passend bij het festival. Zoals altijd heb ik films in alle oordeelcategorieën gezien, van hopeloos tot zeer goed, waarbij het gemiddelde in ieder geval voldoende was. De verrassingsfilm was bagger en gezien de historie zou je denken dat men daar iets mee zou moeten doen. Er waren weer volop gasten, leuke Q&A’s en weinig zaken die echt mis gingen. Toch zag ik dit jaar minder vaak oude bekenden (Jan Doense, Mark van den Tempel, Erik Kriek, Typex, en een hele hoop bezoekers die ik elk jaar zie, niet ken, maar er nu dus een paar van minder of geheel niet zag). Toch heb ik het gevoel dat de directie van het festival een andere richting op wil gaan. Er meer bij willen horen, niet meer het ondergeschoven kindje willen zijn, indruk willen maken, gelikt over willen komen. Daar lijkt het steeds meer naar toe te gaan. Iets dat niet alle oudgedienden (van medewerkers tot vrijwilligers tot bezoekers) die al jaren en jaren naar dit festival gaan op prijs zullen stellen. Ik zeg niet dat het een verkeerde richting is en ik begrijp het ook best.

De dertigste editie is volgend jaar. Misschien een goede tijd om een nieuw festivalletje te beginnen, terug naar de krochten van Kriterion, of Pathé City voor mijn part, dat met zijn kruipdoor sluipdoor gangetjes en voldoende zalen genoeg duistere sfeer en mogelijkheden biedt om films te draaien die terug gaan naar het horror genre, waarvan het hart toch het hardste gaat kloppen in velen van ons.

Kon-Tiki

Kon-Tiki

Na Life Of Saai had ik eigenlijk niet meer zo veel zin in een film over mensen die op de oceaan ronddobberen. Maar je weet maar nooit en elke film verdient een kans.

Het is 1937 en de Noorse antropoloog Thor Heyerdahl zit met zijn vrouw op het eiland Fatu Hiva, onderdeel van Frans Polynesië, alwaar hij leeft en onderzoek doet. Hij komt tot de conclusie dat de originele bewoners van het eiland 1500 jaar geleden niet uit het Westen moeten zijn gekomen, maar uit het Oosten. Peru wel te verstaan. Omdat vele knappe koppen vóór hem het tegenovergestelde hebben beweerd, wat voor waar is aangenomen, wil niemand zijn theorie ondersteunen en zit er niets anders op dan het proefondervindelijk te ondergaan. In 1947 laat hij zijn vrouw en kinderen achter, trommelt wat Noorse mannen bijeen die totaal onervaren zijn wat zeereizen betreft, gaat naar Peru, bouwt een vlot en begint zijn reis naar Polynesië. Dat is een reis van 5000 mijlen met een berekende dobbertijd van 100 dagen.

Veertig minuten in de film zitten ze dan eindelijk op zee. Daar verblijven we ook de rest van de film. Hoe houdt je dit interessant? Er volgt wat opwinding als de eerste storm woedt, er iemand over boord valt, een walvishaai langs zwemt, lichtgevende kwallen langsdrijven… Het zijn de bekende dingen die je in elke film van dit type wel langs ziet komen. De rest van de tijd wordt voornamelijk gevuld met de alledaagse taken (zoals radio contact zoeken) en vrij oninteressante uitwisseling van zinnen door de Noren, waarvan de helft sowieso vrij karakterloos en dus inwisselbaar is. Het duurt dan ook lang voordat dit grote avontuur enigszins enerverend wordt. Daar moeten dan haaien aan te pas komen, waarbij de worsteling met een van die beesten wel een uniek hoogtepunt is.

Het is echter niet voldoende om de aandacht er twee uur lang bij te houden. Voor een film waarvan je al weet hoe die af zal lopen, verwacht je dat de reis er naar toe genoeg te bieden heeft. Visueel is er weinig mis. De scènes in Noorwegen, Amerika, Peru en op de oceaan zien er mooi uit. Maar men had wat meer stil kunnen staan bij de beweegredenen van de rest van de bemanning (die hun leven op het spel zetten), wat meer dynamiek kunnen leggen in de verhouding van de Noren onderling. De hoofdrolspeler heeft weinig uitstraling en is ondanks zijn wetenschappelijke eigenwijsheid maar een kleurloos persoon. Verder zijn de spannende scènes dun gezaaid.

Kon-Tiki is gebaseerd op ware gebeurtenissen. Die reis is gemaakt en Heyerdahl heeft er zelfs een documentaire van geschoten, die in 1951 maar liefst een Oscar won. Ik zou die documentaire eigenlijk moeten gaan bekijken. Misschien was het wel voor 99% saaiheid troef. Het is dan toch de taak van een filmmaker om daar zoveel jaar later een gedramatiseerde vertelling van te maken. Dat is in mijn ogen met deze verfilming niet helemaal gelukt.

Lincoln

Lincoln

Te laat.

Zo’n 18 jaar (of eigenlijk 147 jaar), vanwege het feit dat de staat Mississippi pas deze maand officieel akkoord is gegaan met de afschaffing van de slavernij.

Zo’n tien minuten, als de film nog steeds niet is begonnen en de man naast mij maar eens gaat vragen of ze die willen starten.

Abraham Lincoln was de 16e president van Amerika en tegen de slavernij. Hij wilde het afschaffen via een amendement op de grondwet. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog wist hij er met de Emancipatie Proclamatie voor te zorgen dat alle slaven in de opstandige gebieden (het ‘Zuiden’) vrij werden, waardoor deze zich aan gingen melden voor het leger van het Noorden. Hij probeert vervolgens genoeg stemmen te winnen voor de aanpassing van de grondwet, die hem nog meer vrije zwarten op zouden leveren voor de strijd tegen het Zuiden, waarmee de burgeroorlog snel tot een einde zou komen.

Het verhaal in een notendop. Een verhaal dat mij tijdens de film van Steven Spielberg niet echt duidelijk wordt. En dat terwijl hij er 150 minuten voor heeft uitgetrokken!

Wat me wel duidelijk wordt, is dat (ook) in dit politieke spel het omkopen van tegenstanders er toe heeft geleid dat Lincoln de benodigde meerderheid kreeg voor zijn voorstel. Zijn ideaal is dus mooi, maar de manier waarop dit wordt verwezenlijkt… Je zou plat kunnen zeggen dat de zwarte bevolking vrij is geworden omdat een paar mensen een baantje in het vooruitzicht is gesteld! Meer dan ooit kun je zeggen: het doel heiligt de middelen. Toch besef ik me terdege dat politiek gekonkel niets voor mij is. Het is bijvoorbeeld de hoofdreden van het feit dat ik de goede serie Borgen na drie afleveringen heb laten zitten voor wat het is.

Wat me ook duidelijk wordt, is dat ondanks dat de hele film bestaat uit gortdroge en eindeloze discussies in voor-, hoofd- en achterkamers, saaiheid troef is in deze film, er drie mensen uit de kleine en goed gevulde zaal weglopen en dat Daniel Day-Lewis desondanks een Oscar verdient voor zijn portrettering van de president.

Jason Becker: Not Dead Yet

Jason Becker - Not Dead Yet

Ik: “Interesse?” (met link naar Jason Becker: Not Dead Yet)

Hij: “Totaal niet eigenlijk. Jij?”

Ik: “Jawel. Ga hem binnenkort eens bekijken… Schijnt een goede docu te zijn”.

Hij: “Oh het zal vast goed zijn. Maar ik vrees toch dat het weer een kwestie van talking heads die beschrijven hoe briljant en uniek hij in zijn jeugd was, misschien wel de beste muzikant ooit, gevolgd door de dramatische sectie over zijn ziekte, oh groot onrecht en verlies van talent, om af te sluiten met hoe zijn liefde voor muziek hem heeft doen overleven en overwinnen als een fenix, bijgestaan door de liefde van zijn ouders. Laatste statement in de docu: hij is dankzij zijn ziekte een veel beter componist en muzikant geworden dan dat ie gezond ooit geweest zou zijn! Dat is wat ik denk dat het is. Maar duw mijn neus vooral diep in hoever ik er naast zit!”

Nou, dat ga ik niet doen, want natuurlijk zit hij er niet veel naast. Hij is een vriend die net als ik zijn muzikale wortels in de jaren tachtig heeft zitten en dan specifieker in de Heavy Metal.

Voor wie niet weet wie Jason Becker is: een technisch virtuoze gitarist die in de jaren tachtig op zeer jonge leeftijd furore maakte in de band Cacophony (met Marty Friedman) en daarna op twintig jarige leeftijd werd gevraagd door David Lee Roth om in diens band te komen als opvolger van Steve Vai. Het album dat hij met David heeft gemaakt heet A Little Ain’t Enough en al tijdens die opnames werd duidelijk dat Jason de ziekte ALS (Amyotrofe Laterale Sclerose oftewel Lou Gehrig’s Disease) had en deze progressieve ziekte weet binnen afzienbare tijd zijn zenuwen te vernielen waardoor hij totaal verlamd raakt en snel zal sterven.

Maar…, hij is nog niet dood. Voornamelijk door de goede zorg van ouders en (voormalig) verloofde, die hem met goede voeding van een bijna lijk weten om te toveren tot een normaal uitziende man, die met behulp van een speciaal voor hem uitgevonden manier van gebarentaal – waarbij hij alleen zijn ogen gebruikt – weer kan spreken en zelfs muziek kan maken.

Ik: “Soms kan het heerlijk zijn als verwachtingen uit komen, toch?”

Dus het is best heftig als je via diverse sprekende hoofden (familie, vrienden, muzikanten) hoort wat de jonge man is overkomen. Maar vooral het tweede deel is interessant. Hierin wordt duidelijk hoe hij de muzikale symfonieën die hij in zijn hoofd hoort weet om te zetten naar hoorbare muziek. Als je weet hoeveel noten per minuut hij gemiddeld speelde, moet het niet gemakkelijk zijn om dit proces te vertragen, zodat je noot voor noot kunt aangeven wat het moet zijn. Het doet denken aan de prachtige film The Diving Bell And The Butterfly, waarin de verlamde Bauby een heel boek weet te schrijven. Het doet denken aan de fantastische film Amadeus, waarin de componist op zijn sterfbed noot voor noot zijn Requiem uitspelt aan Salieri. Maar dat waren (hoogstaande) gedramatiseerde verfilmingen en dit is een documentaire, die zeer zeker weet te boeien, maar niet excelleert, zoals Becker dat ooit zelf deed.

Voor de volledigheid wil ik nog even zeggen dat ik de muziek van Jason Becker in mijn Metal verleden wel heb leren kennen, maar er nooit echt een fan van ben geweest. De technische virtuositeit werd mijns inziens nooit omgezet in een herkenbaar eigen geluid of memorabele muziek. Iets wat ik bij Eddie Van Halen en Yngwie Malmsteen bijvoorbeeld wel vond.

Conclusie? Het enige waarop mijn vriend er naast zit, is dat deze documentaire gespeend is van melodrama en er zeker niet wordt gezegd dat hij nu een betere muzikant is dan hij toen was. Duidelijk is wel dat de lijdensweg van Becker pas nu en dankzij deze film goed tot mij is doorgedrongen.

A Dangerous Method

PAC Festival, Pathe Tuschinski Amsterdam, 5 februari 2012

Het is altijd leuk om de mensen om je heen te bekijken. Het valt dan op dat niet iedereen hier de hele dag vol zal maken. Twee rijen voor me heeft iemand het er (in het Engels) over dat hij nog moet werken en dat hij de vierde film dus niet kan zien. Naast mij is een gereserveerde plek, maar uiteindelijk onbestemd omdat niemand hem in bezit gaat nemen. Straks, na de vierde film zal een meisje haar jas aan trekken en ze wenst haar vrienden veel plezier met de laatste film. Voor mij nemen vier mensen plaats die bij de vorige film nog afwezig waren. A Dangerous Method kan beginnen.

David Cronenberg is één van die regisseurs die een belangrijke invloed heeft gehad op mijn filmbeleving. Toen ik nog jong en onbedorven was, ontdekte ik de wereld van de griezelfilm in de verlaten bovenkamers van Videotheek Sloterplas. Van de stoffige planken trok ik The Brood en Rabid. De body horror van de Canadese regisseur intrigeerde mij mateloos, met als persoonlijke hoogtepunten Shivers, Scanners en natuurlijk het geniale Videodrome. De man heeft zich in de loop der jaren verder ontwikkelt, met verrassende films als A History Of Violence en Eastern Promises tot gevolg. Maar het viel me ook wel eens tegen, zoals in Naked Lunch of Spider.

Zijn nieuwste film gaat over een man, diens baanbrekende werk, zijn meest briljante leerling en een Russische vrouw die roet in het eten gooit. De man heet Sigmund Freud, diens werk de psychoanalyse, zijn leerling Carl Jung en de vrouw Sabina Spielrein. Maak daar maar eens een boeiende film van! Dat lukt dan helaas ook niet. Het lijkt wel alsof het een film van dubbele lengte was waaruit alle sjeu uit weg is gesneden, waardoor we achterblijven met drie pratende hoofden, die alles benoemen, beredeneren en uitleggen. Meermaals lijkt dit wegsnijden zelfs letterlijk gebeurd te zijn, zoals in het begin als Spielrein in therapie komt bij Jung, deze haar zegt dat hij weg moet (militaire dienst, “niemand ontkomt er aan”, zegt hij nog), waarna hij in de volgende scène vrolijk haar kamer binnenkomt en zegt, ik ben er weer. Het nut hiervan ontgaat mij geheel.

Ik kom maar niet in deze film, aangezien het geen moment interessant wordt. De uitwisseling en toepassing van vernieuwende ideeën betreffende de behandeling van patiënten zou enerverend kunnen zijn. Maar hier wordt het zonder passie en gortdroog weer gegeven. Dat is zeker ook te wijten aan de twee mannelijke hoofdrolspelers, of moet ik zeggen, hoe ze geregisseerd zijn. Topacteurs Viggo Mortensen (Freud) en Michael Fassbender (Jung) praten net zo monotoon als dat hun gilet naar de rook van sigaren ruikt. Deze film is nog saaier dan de vorige! Ik heb moeite om mijn ogen open te houden, terwijl een praatfilm wel degelijk boeiend kan zijn. In de scènes waar wel wat actie is speelt Keira Knightley vaak een rol. Als patiënt Sabina Spielrein (waarom praat zij in hemelsnaam als enige met een accent?) wordt haar hysterische optreden in het begin van de film al snel vervelend, om niet te zeggen afstotelijk. Verder is het knap te noemen dat een scène waarin ze topless (!) wordt gegeseld op een bed verre van opwindend is.

Misschien moet ik toch maar eens Hysteria gaan kijken. De film waarin hysterische vrouwen tot rust komen door het gebruik van een vibrator. Hoewel ook deze film seks als grondslag heeft en ook hier daarvan nauwelijks iets te zien is, schijnt dit wel op onderhoudende wijze te zijn verfilmd.

Bathory

Bathory

Nog voordat de titel van de film in beeld komt, komt even de hele geschiedenis rond de Hongaren, protestanten, christenen, Turken en moslims voorbij. De Ottomaanse oorlog (1593 – 1606). Want, zo zegt de geschiedschrijvende monnik, het gaat er om het verhaal van Erzsébet Bathory te vertellen.

We leren over haar brute echtgenoot Ferenc Nadasdy die veel van huis was om te strijden in de oorlog. Dat ze zich bezig hield met alternatieve geneeswijzen en menig persoon daar mee hielp. Over haar relatie met de schilder Michelangelo Merisi (Caravaggio), de invloed van ‘heks’ Anna Darvulia en de man die haar ten val bracht Gyorgy Thurzo.

Prachtige kastelen, idyllische dorpjes, grootse strijdvelden, mooie natuur, schitterende kostuums, aparte bijzaken (schaakspel, baby in ijs, rolschaatsende monnik). Alles zeer fraai gefilmd en belicht(!). Kosten noch moeite zijn gespaard om de film er heel mooi uit te laten zien en dat is dan ook zeker gelukt. Maar de scènes zijn een aaneenrijging van tableaux vivants, die echter niet tot leven willen komen en zeker geen samenhangend geheel vormen. Te veel visuele ideeen, te weinig verhaal, nauwelijks rode draad. Hot en her. Hak en tak.

Heel erg jammer. Want het is een aardige invalshoek die iets anders biedt dan de legendes waar ik op zat te wachten (die meer voorbij komen in The Countess), waarvan het baden in bloed de bekendste is. Want wat is er nu echt waar van alle beschuldigingen? De gravin is nooit officieel berecht. Ze was zeer rijk, ontwikkelt en machtig. Dit kan door sommige mannen als bedreigend zijn ervaren. Een samenzwering? Afgezien van het feit dat de film slechts een aaneenschakeling is van mooie beelden wordt de insteek niet goed onderbouwt. De (verzonnen) monnik die verslag doet van haar leven (en haar ziet baden in een bad met rode kruiden i.p.v. bloed) is eigenlijk een soort voice over die ze een gezicht hebben gegeven en ‘en passant’ ook nog wat Leonardo da Vinci-achtige uitvindingen ten toon spreidt, om de boel wat op te vrolijken en een vreemdsoortige historisch besef op te wekken. Dat historisch besef wordt ook heel vrij geinterpreteerd door de rol die Caravaggio in de film heeft.

Kortom, het is een beetje een rommeltje. Een rommeltje dat er wel heel erg mooi uit ziet.

The Fighter

The Fighter

Christian Bale speelt broer Dicky, die ooit zelf bokser was en zijn moment heeft gehad tegen Sugar Ray Leonard. Terend op die roem is hij nog altijd een lokale held in Lowell, de stad waar hij opgroeide en nog steeds woont. Maar hij is ondertussen een aan crack verslaafde junkie, die denkt dat zijn moeder van niets weet. De documentaire die ze over hem maken zet hem in een ander daglicht dan hij zelf denkt. Hij is wel degene die zijn broer alles heeft geleerd over boksen en hem nog altijd traint, als hij tenminste op tijd komt.

Thuis is bij moeders en zeven zussen, die er allemaal even ‘apart’ uit zien. Zwaar rokend, met ontplofte kapsels, ‘fijnzinnig’ taalgebruik en één blok vormen. Want het is wel familie en ze staan altijd klaar voor elkaar.

De gevechten die Dicky en zijn moeder voor hem uitzoeken dragen niet bij aan zijn ontwikkeling. Hij is eerder een opstapje voor andere boksers om verder te komen. De stiefvader en een agent/trainer zien dat het niet goed gaat. Ze hebben het beste met hem voor, ook al gaat dat tegen de familiewensen in.

Het meisje uit de bar ziet hem wel zitten en wordt zijn vriendin. Ook zij klikt niet met zijn familie en dwingt hem een keuze te maken, voor haar, voor zijn carrixc3xa8re, tegen zijn familie.

Het in zichzelf gekeerde middelpunt in deze heksenketel is bokser Micky Ward (Mark Wahlberg), die ook wel door heeft dat het zo niet verder kan, maar zich evenzeer bewust is van het feit dat hij heel veel te danken heeft aan zijn broer.

De zoveelste boksfilm, die qua uitkomst geen verrassingen in petto heeft. Het gaat echter om de strijd die Micky buiten de ring voert, om een evenwicht te vinden tussen familie, vriendin en werk. Waar ligt zijn loyaliteit? Welke keuzes moet hij maken? Wat zijn de gevolgen?

Het is inderdaad een heksenketel, met als stralend middelpunt het inderdaad Oscar waardige optreden van Christian Bale die wederom laat zien wat een top acteur hij is. Met al die mensen die aan Micky trekken en duwen, maar daar ook weer hun eigen redenen voor hebben die niet allemaal zo zwart wit zijn als het lijkt. Het is deze gelaagdheid en het prachtige spel dat de film zo indrukwekkend, invoelbaar, soms pijnlijk humoristisch en boeiend maakt.

Ook deze film is op feiten gebaseerd. De feiten zien we even terug in de vorm van de twee echte broers die we bij de aftiteling in beeld zien. De hyperactieve Dicky en de rustige Micky. Een mooi eindshot.

127 Hours

127 Hours

Om 10:30 uur kondigt de programmeur van Pathe Laurens van Laake alle films aan. Over 127 Hours zegt hij dat de beruchte scène uit deze film ‘door merg en been gaat’. Hij heeft groot gelijk…

In oktober van 2010 zit ik in New York. Eén van de geplande uitstapjes is die naar het Jacob K. Javits Center voor de New York Comic Convention. Stripfanaat die ik ben, een megabeurs als deze heb ik nog nooit meegemaakt. Dit soort beurzen dienen ook als podium voor allerlei promotionele doeleinden. Zo worden de nieuwste games gepresenteerd in hun nog niet uitgekristalliseerde versie, worden er sessies gehouden over de toekomst van bijvoorbeeld Marvel en zijn er diverse filmmaatschappijen die het publiek vast warm willen krijgen voor hun nog uit te brengen films. Het panel dat ik heb uitgezocht om te bezoeken betreft de film Your Highness. Niet omdat de film me nu zo aanspreekt, integendeel, maar omdat ik even wil proeven van de sfeer rond het sterrendom uit Hollywood en James Franco vind ik wel een coole gast. Hij speelt in deze film en zal naast diverse anderen aanwezig zijn om vragen te beantwoorden. Het is dan weer jammer dat die ‘anderen’ alleen maar bestaan uit mannen, wat betekent dat Nathalie Portman en Zooey Deschanel dus niet aanwezig zullen zijn. Damn. In Nederland kennen we dit soort promotie niet. De film komt ook pas in April 2011 in de bioscoop! Op elke klapstoel in de grote zaal ligt een folder van de film. Als de regisseur en diverse acteurs het podium betreden is het een gejoel van jewelste. Een basale uiting die nog diverse malen met evenveel enthousiasme zal worden herhaald. Een introductie tot de film volgt, wat vragen en antwoorden, een trailer en dan de rijen mensen voor de microfoons in de zaal om vragen te stellen. James Franco komt voornamelijk wat suffig over. Last van jetlag misschien?

Franco heeft de hoofdrol in de nieuwe film van Danny Boyle. De welhaast enige rol in de film. Het is een verfilming van het waargebeurde verhaal van Aron Ralston, zoals beschreven in zijn boek met de toepassende titel Between a Rock and a Hard Place. Ralston is op één van zijn hiking trips in Utah vast komen te zitten in de Bluejohn Canyon. Door een idioot samenspel van omstandigheden raakt zijn arm bekneld tussen een rotswand en een steen en was hij genoodzaakt om uiteindelijk zijn eigen arm er af te snijden.

Het verhaal is dus bekend. De uitdaging is om dit een hele film lang interessant in beeld te brengen en spannend/vermakelijk te houden. Boyle is daar glorieus in geslaagd. Dat heeft voornamelijk te maken met het feit dat ik vanaf het begin meeleef met Aron. Dit is een durfal die in een schitterend landschap de vrijheid zoekt, uitdaging, het gevoel krijgen dat je leeft. Hij is op een leuke manier een beetje gek, maar niet gevaarlijk, behalve misschien voor zichzelf, zoals zal blijken. Na een korte ontmoeting met twee verdwaalde meisjes – die hij tijdelijk vergezeld en weer de juiste richting op wijst – komt hij dus vast te zitten. De klok gaat tikken, de 127 uur gaan in. Het duwen en trekken aan de steen om vrij te komen helpt geen moer. Dan maar hakken, met zijn kleine zakmes. Zijn voedsel en water voorraad zijn minimaal. Het rantsoen is enkele slokjes per dag. In de nacht wordt het steenkoud (rond de 6 graden), zeker als je gekleed bent op warm weer. Het neemt zijn tol. Gedachten worden dromen, dromen worden hallucinaties. Mooie beelden, nachtmerries, zelfreflectie…

In de hele opbouw naar die onvermijdelijke daad weet Boyle ondanks de statische locatie van de film, af en toe een enorme visuele flair tentoon te spreiden, die een mooie afwisseling vormt met de beelden van de op zijn lip gefilmde Aron.

Ook al bereid je jezelf op het moment voor, als de amputatie plaats gaat vinden is het voor zowel Aron als de kijker even flink doorbijten.

Een grootse verlossing (op niet religieuze wijze) is het vooruitzicht. Als toeschouwer heb je elk moment meegeleefd. Een op alle fronten geslaagde missie.

Black Butterflies

BlackButterflies_Poster_70x100.indd

We zitten klaar voor de wereldpremière. Nou ja, als we de voorstelling in Nijmegen even buiten beschouwing laten, geloof ik. Regisseur Paula van der Oest zal na afloop van de film aanwezig zijn voor een Q&A. Hoofdrolspeelster Carice van Houten zou ook komen, maar moet helaas verstek laten gaan vanwege het feit dat ze morgenochtend in Londen moet zijn voor een auditie voor een grote Hollywood film. Work before pleasure. Wel jammer…

Black Butterflies is een film over het leven van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker. Eigenlijk zit hem daar meteen de crux. Het is een extrovert, zeer egocentrisch, onvolwassen en onverantwoordelijk individu, dat niet nadenkt over de gevolgen van haar acties, geen empathie kent en vooral heerlijk kan zwelgen in haar verdriet terwijl ze dit ook direct aan de grote klok hangt. Ik wordt er al gauw doodmoe van. “I can’t write anymore”, zegt ze aan tegen einde van de film. ‘Frankly, my dear, I don’t give a damn’ is de eerste gedachte die bij me op komt. Een moeilijke jeugd, problemen met haar vader, het zoeken naar liefde, het zal allemaal wel. Het alledaagse leed wordt in een wel erg dramatisch daglicht gesteld. Zeker als je dit houdt tegen de problemen van apartheid.

Voor wie heeft ze nu wat betekent, vraag ik mij de gehele film af, want dat wordt totaal niet duidelijk. Pas in de laatste zinnen, uitgesproken door Nelson Mandela in zijn eerste speech voor het Zuid Afrikaanse parlement komt dit naar voren. Die betekenis had veel meer in haar levensverhaal verweven moeten worden. Dan was het nog steeds een vervelend mens geweest, maar had ik misschien toch bewondering of begrip voor haar op kunnen brengen. Nu was dit echt onmogelijk, omdat ik totaal niet met haar mee kon gaan. En juist dat was het doel van Paula van der Oest, zegt ze zelf na afloop van de film. Dat Carice één van de zeer weinige actrices is die je toch mee kan laten voeren met zo’n personage. Een personage waar ze trouwens zelf ook tijdens het opnemen van de film af en toe moeite mee had. Helaas is dit doel wat mij betreft dus niet behaald.

Ingrid Jonker is een icoon in Zuid Afrika, hoor ik van Paula. Voor diegenen die dit niet weten, zou het fijn zijn als Paula dat bij elke voorstelling even komt vertellen.