Snow Patrol, Heineken Music Hall Amsterdam, 31 mei 2010

Snow Patrol

Gary Lightbody’s day off. Of beter, Gary Lightbody’s off day.

Binnen enkele minuten uitverkocht. Meteen een tweede concert er achteraan. Snow Patrol is groot geworden. Uitverkochte concerten zonder echt nieuwe cd, slechts een ‘best of’ met wel een mooie nieuwe single. Het maakt allemaal niet uit. Snow Patrol heeft een grote schare trouwe fans die maar al te graag al die mooie liedjes voorbij willen horen komen.

Daar schort het ook niet aan vanavond. ‘Open Your Eyes’, ‘Take Back The City’, ‘Chocolate’, ‘Hands Open’, ‘Crack The Shutters‘, ‘If There’s A Rocket Tie Me To It’, ‘Make This Go On Forever’, ‘Shut Your Eyes‘, ‘Run’, ‘Just Say Yes’, ‘Chasing Cars’… Stuk voor stuk heerlijke nummers. Ook mooi is ‘Set The Fire To The Third Bar’ waarbij Laura Jansen een deel van de vocalen op zeer indrukwekkende wijze voor haar rekening neemt. Apart is de keuze van de eerste toegift, ‘The Lightning Strike’ van hun cd ‘A Hundred Million Suns’. Het drieluik dat ondersteund wordt door een achtergrondprojectie die tot dan toe nog niet was benut. Mooi gedaan, maar een wat vreemde keuze, die wat mij betreft beter in het midden van de set had kunnen zitten, waardoor je wat ‘krakers’ naar het einde zou kunnen verplaatsen. Zo zijn er nog meer vreemde keuzes deze avond, die niet zo goed uitpakken. Zoals hoe het meezingen van ‘Shut Your Eyes’ tot stand komt. De vorige keer in België bij Pukkelpop begon het publiek uit zichzelf door te zingen aan het einde van het nummer. Dit keer speelt de band het gehele nummer, waarna ze het nummer weer oppakken zodat Gary ons kan vragen om mee te zingen. Als je dat al doet, doe dat dan ergens in het midden van het nummer. Het kwam nu erg geforceerd over. Een andere aparte zet is de toevoeging van een nieuw vocaal stuk in ‘Chasing Cars’. Whoohoohooho, whoohoohooho. Ik kan me voorstellen dat je als groep eens wat anders wilt proberen, maar dan kun je dus ook de plank een beetje misslaan, zoals hier het geval is. Tel daarbij op dat het geluid niet echt heel fijn klinkt. Vooral de drums klinken soms als misplaatste zevenmijlslaarzen in de fragiele songs.

Maar wat deze avond het meeste ontbeerd is een vonk. Gary laat ons aan het begin van de avond weten dat de band op eigen kracht in Nederland nog nooit eerder voor zoveel mensen heeft gespeeld. Dat wekt verwachtingen, die toch al redelijk hoog gespannen waren. Een nummer verder vertelt hij dat hij ooit tijdens een optreden in Dublin van het podium is gevallen. In geuren en kleuren en op grappige wijze deelt hij zijn ervaring met ons, om uit te komen bij de mededeling dat hij de afstand tussen hem en het publiek zou willen dichten, maar dat het gapende gat ertussen te diep is. Letterlijk dus. Maar beste Gary, wie geeft er om dat letterlijke gat als jij het figuurlijke gat dat er vanavond zo duidelijk aanwezig is zou weten te overbruggen. Dat is waar de schoen het meeste wringt. Ik kan niet eens zeggen dat de vonk niet over springt, want er is geen vonk. Waar is de sprankeling, de bezieling, de overgave? Het lijkt een haast zakelijke overeenkomst, waarbij de band de prachtige nummers vrij formeel voorschotelt, en het publiek zo nu en dan massaal meeklapt of zingt, maar alleen als daarom wordt verzocht. Van een dansende menigte is al helemaal geen sprake.

Heeft Gary Lightbody een ‘off day’? Maar het is net zo goed onze fout. We stonden er bij en keken er naar. Je kunt natuurlijk niet altijd pieken en een wisselwerking is nodig om tot grotere hoogte te komen. Maar een wisselwerking kun je afdwingen en het is erg jammer dat dit vanavond niet is gelukt.


Pixies – HMH Amsterdam, 13 oktober 2009

Pixies

Je hebt van die bands waarvan misschien niet helemaal duidelijk is of er nu ‘the’ voor de naam moet staan of niet. ‘The’ er voor zetten doe je haast automatisch, want daarmee duidt je de band en soms zelfs de leden van die band duidelijker aan. Veel bands hebben dat gevoel kennelijk zelf ook en laten er geen misverstand over bestaan dat zij die specifieke band zijn. Dat er geen anderen van zijn. The Police, The Strokes, The Posies, The Thermals en The Cure, om maar wat te noemen. Bij sommige bands kan het verkeren. Een voorbeeld is Smashing Pumpkins, die zich aldus noemden op hun eerste drie albums, maar met Mellon Collie wilde Billy Corgan misschien bevestigen dat hij zijn opus magnus had gemaakt en dit onderstreepte hij door vanaf die cd ‘the’ voor zijn bandnaam te plakken. Of een band als (the) Arcade Fire, die op de meeste cd hoezen het lidwoord achterwege laat, maar in de binnenhoes zichzelf wel degelijk The Arcade Fire noemt. De laatste categorie zijn de bands die het drieletterige woordje achterwege hebben gelaten en op die manier iets ongrijpbaars krijgen. Zijn ze onderdeel van een grotere groep waarvan ze deel uitmaken? Editors, Foo Fighters, Simple Minds en …Pixies. Probleem wordt het dan weer als je deze specifieke groep aan wilt duiden, zoals op de verzamel cd ‘Death To The Pixies’, waarin het wel duidelijk moet worden dat het niet persoonlijk is bedoeld voor alle Pixies op deze wereld.

En dan krijg je vervolgens nog het taalkundig probleem. Want wat ga ik nu zeggen? (the) Pixies heeft/hebben mijn leven veranderd? Als de boodschap maar duidelijk is. Vlak voor het uitkomen van ‘Bossanova’ (1990) was er een programma op de tv van de VPRO, waarin de presentator aan de kant van de weg ging staan wachten op een lift van iemand. Als hij dan (met zijn cameraploeg) mee mocht rijden, interviewde hij de chauffeur van de auto. Simpel en effectief. Als muzikale omlijsting werd de intro van het nummer ‘Debaser’ gebruikt. Mijn oren klapperden. Tot dan toe had ik mijn hart verpand aan Hard Rock. Maar dit simpele doch totaal unieke geluid maakte iets in mij wakker. Als een gek ben ik naar platenzaak Boudisque in Amsterdam gefietst om de cd te kopen waar dit nummer op stond. De enthousiaste verkoper vertelde mij onmiddellijk dat er binnenkort een nieuwe cd zou verschijnen. Ik heb wat in te halen dacht ik bij mezelf. En met ‘Doolittle’ in mijn handen reed ik een totaal nieuwe muzikale toekomst tegemoet.

Door allerlei omstandigheden heb ik de band nooit live kunnen aanschouwen in hun hoogtijdagen. Ze speelden bijvoorbeeld in de Edenhal terwijl ik in Zweden zat. Damn. Toen de band in 2004 een reunietour deed (met Bettie Serveert en het nog onbekende Snow Patrol in het voorprogramma!) moest ik daar natuurlijk heen. Ook al houd ik niet van reunies. En ook al was ik ziek die dag. Ik ben helemaal achterin de HMH gaan zitten en heb de loeiharde orkaan van geluid over me heen laten komen. Onder de indruk, voor zover mijn verhitte hoofd dat toeliet.

Nu spelen ze weer. Weer in de HMH. Dit keer wordt het 20-jarig bestaan van ‘Doolittle’ herdacht, door dit album integraal te gaan spelen. Ook dit keer laat ik niet verstek gaan. Bij binnenkomst hangt een papiertje op het raam waarop het programmaschema staat voor deze avond.

20:00 – 20:40 Dinosaur Pile-Up

20:40 – 21:00 Pauze

21:00 – 22:30 Pixies

Het voorprogramma begint precies om acht uur. Het blijkt een voorbode van naleving van de stiptheid volgens het schema. Het bandje uit Engeland begint niet zo fijn, want als ze klaar staan om te beginnen moet de zanger/gitarist nog een flinke tijd stemmen, waarvoor hij zich verontschuldigt. Het zijn de zenuwen, biecht hij op. Al snel blijkt dat Dinosaur Pile-Up een enorme Nirvana kloon is. Grungetijden herleven in best wel lekkere songs, maar met zo’n Cobain saus , dat als de zanger in het Beatles nummer ‘Please Me’ deze woorden net zo lijzig zingt als de overleden Nirvana zanger dat zo heerlijk kon, het geheel een wat vreemde nasmaak achter laat.

In de pauze lopen we meteen naar voren om vrij gemakkelijk een zeer fijn plekje tussen veel medeveertigers te bemachtigen dat redelijk dichtbij het podium is. ‘Doolittle’ duurt precies 38 minuten en 46 seconden. Hoe vul je daar anderhalf uur mee? Film, B-kantjes, veel tijd tussen de nummers en toch drie songs die niets met het album te maken hebben.

Un Chien Andalou

Het voorfilmpje is het 16 minuten durende ‘Un Chien Andalou’ van Luis Bunuel, met o.a. de overbekende scène waarin een vrouwenoog lijkt (het was een koeienoog) te worden doorgesneden. Hier en daar wat versneld, dat wel, maar toch een flinke zit, of ik moet zeggen: sta. Te lang om het publiek daadwerkelijk op te peppen. Als de band dan opkomt beginnen ze met het spelen van diverse B-kantjes zoals de niet al te goede binnenkomer ‘Dancing The Manta Ray’, ‘Weird At My School’, ‘Bailey’s Walk’ en ‘Manta Ray’ waarna gelukkig de eerste klanken van de ode aan het voorfilmpje ‘Debaser’, zijnde het eerste nummer van ‘Doolittle’ wordt ingezet. Het zijn de nummers die ik woordelijk mee kan zingen. Frank kan nog steeds schreeuwen als een speenvarken en Kim fleurt de pauze tussen de nummers op met heerlijke Kim-opmerkingen. “We zitten nog steeds op kant 1, toch”?, zegt ze, terwijl ze direct aan haar zelf begint te twijfelen en houvast zoekt bij de andere bandleden en het publiek, vlak voor ‘Monkey Gone To Heaven’ wordt gespeeld. De ietwat lange pauze tussen de nummers begint me een beetje te irriteren, naast het feit dat het album wel erg letterlijk wordt nagespeeld. Iets dat een live ervaring niet ten goede komt. Ik wil dynamiek, spanning, onvoorspelbaarheid, toegevoegde waarde. Die is ver te zoeken. Alles is tot in de puntjes geregeld, de filmpjes op de achtergrond dicteren de maat en lengte van de nummers die gespeeld worden en er is zelfs een begeleidend filmpje waarin de vier uit Boston buigen voor het publiek als ze dit ook in het echt doen aan het einde van de set. De enige oneffenheid komt tot uiting in wat speelfouten van David, Joey en Kim. Kim die dit dan op haar manier laat blijken door een grote FUCK uit te spreken als het haar overkomt. Kim die sowieso de enige is die uberhaupt iets zegt. De eerste toegift bestaat uit nog twee B-kantjes, de surf versie van ‘Wave Of Mutilation’ en ‘Into The White’ waarbij Kim zowel zingt als geheel toepasselijk uit het zicht verdwijnt in de witte rook geproduceerd door de rookmachine die overuren draait. Voor het eerst duurt een song vanavond wat langer dan de versie van de cd. Het meest overtuigende nummer tot nu toe! Opnieuw van het podium. Ik heb mijn twijfels of ze terug komen, want zo enthousiast klinkt het nu ook weer niet vanuit de zaal. Maar schema is schema en er volgen nog drie (niet-Doolittle) nummers, die eindelijk een beetje laten zien hoe het de hele avond had kunnen zijn. ‘Nimrod’s Son’, ‘Isla De Encanta’ en het onvermijdelijke ‘Gigantic’. Is het dan wel een geslaagde avond?

De ontmoeting met de Pixies voelt alsof ik een zeer goede vriend van jaren geleden tegen ben gekomen. Hij ziet er iets anders uit, hoewel totaal herkenbaar. We omarmen elkaar en rakelen al gauw allerlei intense herinneringen op uit die goede oude tijd. Zo van, weet je nog toen. Maar ik ben me bewust dat we het over ‘toen’ hebben. En dat de herbeleving nooit kan tippen aan de unieke ervaring van ‘toen’. Daar voor is er te veel gebeurd, veranderd. In de buitenwereld en in mezelf. Dus het is een fijn weerzien, maar ik besef me dat als ik echt weer zo’n hoogtepunt, dat vuur wil ervaren, ik dit moet zoeken in nieuwe vrienden.

Maar ik kan het ook mis hebben…

Arcade Fire – HMH Amsterdam, 13 november 2007

Zoals ik al eerder heb beschreven keek ik in augustus 2005 mijn ogen (& oren) uit toen ik het optreden van Arcade Fire op Lowlands op de tv voorbij zag komen. Wat een spektakel, inzet, emotiex85en nog prachtige, unieke muziek ook! Het is voor het eerst dat een live-optreden op tv zo goed overkomt op me. Want ja, ook ik heb wel enkele DVD’s staan met concerten daarop van bands. Maar je kijkt het een keer en zet het in de kast, want voor het echte live-gevoel moet je er bij zijn geweest. Zoniet dit verslag. Ik wilde daar bij zijn.

Het heeft dan even geduurd (zie uitgebreide Lowlands verslag), maar dinsdag 13 november speelde de Canadese band dan in de HMH (jammer, liever een kleine zaal, maar die zijn ze ontgroeid). Dat de band een totaalervaring is, blijkt al aan de toegang van de HMH, alwaar een vriendelijke (Amerikaans-sprekende) meneer ons bij de deur welkom heet. We zien een stuk of tien jonge mensen met speciale t-shirts aan met de bandnaam er op en ‘Partners in Health’ daarbij. Op hun buik hangt een soort groot uitgevallen collectedoos. Een dame stapt op ons af en begint (in het Engels) een verhaal over de organisatie die op het shirt staat. Kort gezegd komt het er op neer dat ‘Partners in Health’ een organisatie is die probeert de kwaliteit van de gezondheidszorg in enkele zeer verarmde gemeenschappen te verbeteren. Ik vraag mij meteen af of deze hele groep meetourt met de toch al niet te kleine band plus aanhang. We gaan de zaal in en installeren ons redelijk vooraan.

Het voorprogramma bestaat uit vier man en ze noemen zich Wild Light. Lang niet slecht, maar te veel een kloon van de hoofdact en minder boeiend. Slap aftreksel noemen ze dat.

De zaal is langzamerhand volgestroomd en we zien een dat er gigantische orgelpijpen worden gexefnstalleerd op het podium. Dat beloofd wat.

Arcade Fire begint het optreden met ‘Black Mirror’, tevens de openingstrack van hun 2e cd. Het geluid is niet zo best. Het wordt te veel een rondzingende drein en de zang van Win Butler staat te zacht afgesteld. Het is natuurlijk ook niet makkelijk om een tienkoppige band met een divers scala aan instrumenten goed te laten klinken. Maar de HMH heeft een goede reputatie en dit geluid stelt teleur. Ik zie dat de twee malloten van de band meteen druk in de weer zijn met overal op te timmeren, waardoor een van de verlichte standaards omkukelt. Ligt het aan mij, of is het nog wat te vroeg voor zulk gedrag? Het is natuurlijk een gimmick (geworden), maar als het meer in de opbouw van de set mee gaat zou het effect beter zijn. Al snel volgt een van de beste nummers ‘No Cars Go’, maar het gevoel van euforie heeft zich nog niet meester van mij gemaakt. Heb ik te hoge verwachtingen? De band maakt gebruik van simpele maar zeer effectieve lichteffecten en gebruikt diverse schermen om van alles en nog wat op te projecteren. Zo ook hun eigen optreden, dat helaas dan wel een fractie van een seconde achter de werkelijkheid aan loopt. Naarmate de set vordert gaat ook het geluid beter klinken. Zeker in een rustig nummer als ‘In The Backseat’, waar ieder instrument de ruimte krijgt om te schitteren. Het is erg leuk om te zien dat vooral Regine Chassagne bijna elk nummer wel van instrument wisselt. Van draailier, tot drums, via accordeon naar kerkorgel. Want ja, dat orgel bleef tot nu toe onaangetast. Tot de kleine theatrale dame er achter plaatsneemt en de HMH opeens verandert in een Gotische kerk bij de begintonen van ‘Intervention’. Het kippenvel begint al een beetje te komen en groeit waarachtig uit tot een hoogtepunt als ‘Neigborhood 3 (Power Out)’ in wordt gezet en op fenomenale manier overgaat in ‘Rebellion (Lies)’. Win hoeft niet langer te zeuren over gebrek aan aandacht van achter uit de zaal, want de hele zaal is mee. Er volgen nog twee toegiften, die ik mee maak van helemaal achter in de zaal op het balkon. Dan zie ik pas echt goed hoe de zaal een massa van wuivende armen is. De band kan tevreden zijn en ik ben dat ook. Ik heb een toefje van de magie kunnen proeven.

Als toetje staan de collectanten van het begin dit keer met stapels posters onder de arm bij de uitgang om deze gratis uit te delen. We worden bedankt dat we gekomen zijn. De poster blijkt een soort informatiefolder van ‘Partners in Health’.