The Grandmaster

Grandmaster, The

De slotfilm. De prijsuitreiking. Alleen voor genodigden. Tenminste, tot voor kort, want de overgebleven tickets zijn alsnog in de verkoop gegaan voor simpele zielen als ik, die niet in Amsterdam wonen en de laatste voorstelling toch niet mee kunnen maken omdat dit het thuis komen bemoeilijkt. Zou ik de film, die op zich niet te hoog op mijn verlanglijstje staat omdat ik wel een beetje klaar ben met martial arts, eerst niet kunnen zien, nu dus wel. Dus begeef ik me weer naar boven, de lange houten trappen op richting die grote in de lucht hangende zaal, waar ik mijn ‘gatskaken’ naast de ingang op één van de gekleurde zitpoefjes neervlij.

De slotfilm. De prijsuitreiking. Het is te merken. Daar loopt “hallo, ik ben Chris Oosterom, artistiek directeur van dit festival”, die zijn stoute schoenen (Vans) heeft uitgetrokken en er nette voor in de plaats heeft gedaan met bijpassend pak. Kijk aan, daar is ook productieleider Kelly Willemse in een prachtig jurkje in zwijgende film kleuren, hoewel de bijpassendheid van haar schoenen discutabel zijn. Iedere medewerker die straks om welke reden ook in het voetlicht treedt is vanavond mooi opgedoft.

En dus volgen de bedankjes (Eye, sponsors, medewerkers, vrijwilligers, publiek – alstublieft) en worden er prijzen uitgereikt door ‘vakkundige’ jury’s. Dat ik het daar als onderdeel van het kijkend publiek niet altijd mee eens ben mag de pret niet drukken. En ach, laat ik die gratis bytes benutten en alles even opnoemen.

De Black Tulip-jury, bestaande uit Renate Dorrestein (schrijfster), Berend Jan Bockting (journalist) en Maarten Groen (directeur/regisseur DPPLR) kende de Black Tulip 2013 toe aan: Wolf Children van Mamoru Hosoda.

De Méliès-jury, bestaande uit Ronald Rovers (journalist), Erik de Jong (muzikant Spinvis) en Esther Rots (filmmaakster) kende de Méliès d’Argent 2013 voor de Beste Europese Fantastische Film van Imagine toe aan: Fin van Jorge Torregrossa.

De Méliès d’Argent in de categorie Beste Korte Europese Fantastische Film toegekend aan Perfect Drug van Toon Aerts.

De MovieZone Jury, bestaande uit de jongeren Sam ten Thij, Margot van Helvert, Janneke Angeneind, Maxime Pottuit en Maarten Valstar, kende de Imagine MovieZone Award toe aan: Citadel van Ciarán Foy.

De publieksfavoriet is nu nog niet bekend want er draait nog een film waarvoor gestemd moet worden. Maar de volgende dag komt mijn hoop uit en gaat The Battery van Jeremy Gardner & Adam Cronheim er met de Silver Scream Award vandoor.

Wat mij betreft zijn de Silver Scream Award en de MovieZone Award dus het best gekozen.

We zien trailers van de winnende films, filmpjes van de winnaars of winnaars die hun prijs persoonlijk in ontvangst nemen. Applaus, award, applaus, bloemen, applaus.

Dan is het tijd voor de nieuwe martial arts film van Wong Kar Wai, die vol zit met Kung Fu, Wing Chun, Baguazhang – 64 hands, Noord en Zuid, oude wijze leermeesters, ongeduldige opstandige jongelui, Oosterse wijsheden, sierlijke vechtchoreografieën van Yuen Woo-ping, onmogelijke liefde, eer en dus ook wraak, verlies, close-ups, slow motion, wind, regen, een stalen blik maar leuke oortjes, perfect uitgebalanceerde shots als kleine kunstwerkjes, melodrama, strijkers en violen, witte wintertuinen…

Het verhaal van IP-man, de man die Bruce Lee trainde, ook al komt die laatste er verder niet echt in voor. Het is mooi gemaakt, maar niet iets dat ik niet eerder en hetzelfde heb gezien. Het meest interessante deel vind ik als IP-man (Tony Leung) als vertegenwoordiger van het  Zuiden een bezoek brengt aan de oude meester van het Noorden, die met ‘pensioen’ gaat, een laatste demonstratiegevecht wil en een huis vol afgevaardigden heeft, ieder met een eigen vechtstijl. Als IP-man het huis door gaat, ontmoet hij drie mensen die hun stijl laten zien in een vriendschappelijk treffen met hem.

Een stemoordeel mogen we niet geven, want er zijn te veel genodigden en medewerkers aanwezig, wat de stemming zou kunnen beïnvloeden. Maar de mijne zou ‘zozo’ zijn geweest, omdat ik er – zoals ik verwachtte –  toch wel een beetje klaar mee ben.

Conclusie over Imagine? Ik heb een stuk minder films bekeken dan normaal. Dat heeft te maken met het feit dat ik er al een aantal had gezien, er dit keer minder is te combineren (vorig jaar draaide een film drie keer, nu twee keer) en er veel bij zat waar ik geen interesse in heb (losse films, maar ook onderdelen als Bollywood en Anime). De nieuwe locatie is erg mooi en goed bereikbaar, maar in mijn ogen niet sfeervol passend bij het festival. Zoals altijd heb ik films in alle oordeelcategorieën gezien, van hopeloos tot zeer goed, waarbij het gemiddelde in ieder geval voldoende was. De verrassingsfilm was bagger en gezien de historie zou je denken dat men daar iets mee zou moeten doen. Er waren weer volop gasten, leuke Q&A’s en weinig zaken die echt mis gingen. Toch zag ik dit jaar minder vaak oude bekenden (Jan Doense, Mark van den Tempel, Erik Kriek, Typex, en een hele hoop bezoekers die ik elk jaar zie, niet ken, maar er nu dus een paar van minder of geheel niet zag). Toch heb ik het gevoel dat de directie van het festival een andere richting op wil gaan. Er meer bij willen horen, niet meer het ondergeschoven kindje willen zijn, indruk willen maken, gelikt over willen komen. Daar lijkt het steeds meer naar toe te gaan. Iets dat niet alle oudgedienden (van medewerkers tot vrijwilligers tot bezoekers) die al jaren en jaren naar dit festival gaan op prijs zullen stellen. Ik zeg niet dat het een verkeerde richting is en ik begrijp het ook best.

De dertigste editie is volgend jaar. Misschien een goede tijd om een nieuw festivalletje te beginnen, terug naar de krochten van Kriterion, of Pathé City voor mijn part, dat met zijn kruipdoor sluipdoor gangetjes en voldoende zalen genoeg duistere sfeer en mogelijkheden biedt om films te draaien die terug gaan naar het horror genre, waarvan het hart toch het hardste gaat kloppen in velen van ons.

The Raid: Redemption (Serbuan Maut)

Deze film heeft nu al een reputatie opgebouwd tijdens de korte duur van het festival. Hij staat namelijk nummer één met de onwaarschijnlijk hoge score van 9.28. Kom maar op!

Tama Riyada is een onderwereld figuur die de scepter zwaait vanuit een grote flat vol met gespuis. Een speciaal team van de politie moet het gebouw innemen.

Afgezien van twee irritaties (iemand die de meest krakende en sterkst ruikende crackers op aarde heeft weten te vinden en die verorbert rechts van mij en iemand die zijn mobiel niet met rust kan laten waardoor er steeds weer een schermpje oplicht links van mij) heb ik maar twee woorden voor deze Indonesische film:

Selamat menyaksikan!

Stemoordeel: zeer goed

Let’s Go (Bao wei zhan dui zhi chu dong la! Peng you!)

Siu Sheung kent een met Batman vergelijkbaar trauma uit zijn verleden. Zijn vader wordt voor zijn ogen neergeschoten als hij nog een kleine jongen is. Alleen de uitwerking is anders. Batman trekt een vleermuispak aan om het kwaad te bestrijden. Siu Sheung was al jaren groot fan van een Transforner-achtige superheld maar zweert vanaf de fatale dag alleen nog maar op zijn eigen vuisten te vertrouwen. De superheld verdwijnt naar de achtergrond. Aardig onderlegd in de gevechtkunst helpt hij op een gegeven moment een jongen die een goede vriend wordt en ideeën heeft voor een superhelden groep: Earth Guard. “Too little good guy, too many bad guy. I have a dream…” zegt de fantast in gebrekkig Engels.

Siu krijgt een aanbod om te gaan werken voor de Matsumoto Company, in de beveiliging, om de grote baas te beschermen. Hij komt in contact met de dochter van de baas Annie, die wel van een verzetje houdt en binnen de kortste keren kind aan huis is bij Siu en zijn moeder, zoals een zeer ludieke scène laat zien. Zo gezellig als het daar is, zo slecht gaat het ondertussen bij het bedrijf waar enkele machtswellustige lijfwachten in opstand komen, met een zeer bloederig (messen-)gevecht tot gevolg. De verhoudingen zijn veranderd. Als ook Siu het slachtoffer wordt gaat het plan van zijn goede vriend toch nog vorm krijgen.

Let’s Go is niet alleen komisch, de gevechten zijn best in orde en af en toe nog redelijk grimmig, zoals het messengevecht laat zien. Hier en daar is het melodrama op een lekkere manier aangezet en een explosief einde zorgt voor het nodige spektakel. Maar nergens gaat het echt helemaal los. Dat hoeft ook niet. Dat zou het komische karakter van de film misschien zelfs te veel in de weg staan en juist dat maakt Let’s Go is goed in balans en een fijne kijkervaring.

Mocht de hoofdrolspeler je bekend voorkomen, dan kan dat kloppen. Hij speelde ook al in Revenge: A Love Story (ook te zien op het festival en een aanrader op totaal ander niveau) en Dream Home (zeker ook een aanrader, al moet je die zelf zien op te sporen).

Stemoordeel: goed

Reign Of Assassins (Jianyu)

Ik kwam voor het eerst in aanraking met martial arts op het bewegende scherm toen ik als kleine jongen in de jaren zeventig vol verwondering en bewondering naar de serie Lin Chung en de Rebellen van Liang Shan-Po keek op tv. In deze Japanse serie (ook bekend onder de naam The Water Margin)over het feodale China van duizend jaar geleden strijden rebellen tegen het corrupte en wrede keizerlijke regime, verpersoonlijkt door de gouverneur Kao Chiu. Onder de rebellen bevonden zich natuurlijk Lin Chung zelf, de ‘Robin Hood’ avant la lettre, een zuivere held, maar ook de olijke monnik Lu Ta, de indrukwekkend getatoeëerde Wu Sung en de man die zulke gigantische sprongen kon maken Tai Sung. Maar het meest onder de indruk was ik van Hu San-Niang, de mooie dame die met maar liefst twee zwaarden tegelijk (zowel boven- als onderhands in gebruik) het kwaad te lijf ging en die méér dan haar mannetje stond. Wauw. Dat ze zo konden vechten. Dat een vrouw zo kon vechten. Dat ik met mijn on-Hollandse uiterlijk werd uitgescholden door een oudere jongen uit de buurt voor Lin Chung deerde mij niet zo veel. Het was een geuzennaam die ik maar al te graag droeg.

Via de Amerikaanse serie Kung Fu, stripboeken, korte tijd de tv-piraat, en later de reeds besproken Horrorclub kreeg ik eens in de zoveel tijd een injectie van een genre dat me altijd blijft fascineren, ook al hoef ik er niet te veel van te zien. Later bracht Ang Lee het genre naar een groter publiek met zijn Crouching Tiger, Hidden Dragon.

Hoewel ik onlangs de Water Margin weer eens heb bekeken, is het lang geleden sinds ik een Kung Fu film heb gezien. Ik ben dus best benieuwd naar Reign Of Assassins die op het Imagine film festival te zien zal zijn.

Een legende. Helden, schelmen, een magiër, moordenaars, een wijze monnik en een fatale vrouw. Martial arts. Speren, tijgerklauwen, een flexibel zwaard, verborgen dolken, sikkels, vlammende zwaarden en naalden. Martial arts. Verpakt in wervelende actie scènes, waarbij personages in onmogelijke posities, al vliegend en in slow motion hun vechtkunsten tonen. Eer, wraak, trouw, verraad. Martial arts. Afgewisseld met zoektochten, Oosterse wijsheden, karakterontwikkeling, een vleugje romantiek en hier en daar een aap uit de wijde Kimono-mouw.

Leuk, gesneden koek voor de liefhebber, maar uiteindelijk weinig nieuws onder de Chinese zon.

Chocolate

Chocolate

De liefdesbaby van een Thaise moeder en Japanse vader. Zen heet ze en ze lijdt aan een vorm van autisme. Ze blijft op zichzelf en kan extreem reageren op situaties die voor haar ongemakkelijk zijn, zoals een vlieg om haar hoofd. Haar gehoor is buitengewoon goed ontwikkeld en ze kan heel snel menselijk gedrag imiteren. Dit maakt dat ze, doordat er een Thaise boxschool vlak om de hoek zit en ze heel veel naar vechtfilms kijkt (o.a. Ong Bak komt voorbij, door dezelfde regisseur als deze film), eindeloos gaat oefenen om alle ‘moves’ en gehardheid van het Thai boxen onder de knie te krijgen. Haar moeder heeft kanker en takelt zienderogen af. Er is geld nodig voor het ziekenhuis, maar ze zijn vrij arm. Dan vindt haar inwonende dikke neefje een boekje waarin een hele hoop mensen worden genoemd die zijn tante, Zen’s moeder, nog geld verschuldigd zijn. Samen met Zen gaat hij op pad om het geld te innen.

De eerste lach zit er meteen goed in bij de eerste paar scènes. Een soort proloog, waarin we zien hoe de vader en moeder elkaar hebben leren kennen. Niet dat die lachwekkend op zich is, maar de ondertitels zijn dat wel. Je hebt namelijk niet zo gauw door dat er drie talen worden gesproken in de film. Thais, Japans en Engels. Ik werd alleen al afgeleid door de prachtige Thaise tekens die in één onafgebroken rij voorbij kwamen, waar de Engelse tekst zeker een woord of tien nodig had. En toen ik door had dat er ook Engelse ondertiteling was, terwijl er Engels werd gesproken, dacht de dienstdoende ondertitelaar zeker dat dit voor de rest van de film overbodig was en begreep ik nauwelijks meer wat er werd gezegd! Gelukkig bleef het Engels beperkt tot een paar zinnen.

Zen kicks fucking ass. Wat zeg ik, she kicks ass, legs, head, back, knee… Any part of the human body. Deze actrice is nog maar 25 jaar oud (in de film lijkt ze nog veel jonger, dacht echt dat ze 17 was of zo). Ze heet Yanin “Jeeja” Vismistananda en wat mij betreft kan ze de nieuwe Jackie Chan worden, maar dan met Thai boxen (voornamelijk schoppen). Wat ze hier laat zien is fenomenaal… en grappig ook nog. En dan te bedenken dat dit haar eerste rol is. Één voor één gaat ze de schuldenaars af met haar onhandige dikke neefje om geld te innen, en natuurlijk is niemand genegen het geld direct te geven. Dus al snel laat Zen haar tegenstanders alle hoeken van bijvoorbeeld een vleesmarkt zien. Met flying kicks van heb ik jou daar tot een aardig potje stokvechten. Naast originele vondsten komt er ook nog een ode aan de Crazy 88 scène uit Kill Bill voorbij en haar vader maakt een knipoog naar Indiana Jones. Het hoogtepunt vindt ook letterlijk op een hoogtepunt plaats, namelijk aan de buitenkant van een hoog gebouw. Zeer inventief, uiterst spannend en verbazingwekkend. Er vallen hier mensen vrij agressief naar beneden, onderwijl nog verschillende niveaus aantikkend. De film loopt tegen zijn einde en ik twijfel tussen goed en zeer goed als oordeel. Dan krijgen we in de trant van de Jackie Chan films nog wat outtakes te zien, van wat er allemaal mis ging. Je vraagt je af wat voor verzekeringen deze (stunt)acteurs hebben afgesloten. Dit zou in Amerika dus never nooit kunnen. This is the real thing, and it shows!

Oordeel: zeer goed

Kung Fu Panda

En alweer is er een uitverkorene, against all odds, die als enige het kwaad kan stoppen. Deze ‘ene’ kan het natuurlijk wel, als hij er maar in gelooft. En er is een oude meester die zichzelf ‘opoffert’, een leraar die een leerling opleidt die aan de ‘duistere zijde’(en het te stoppen kwaad) terecht komt. Dus je vraagt je af wat er in hemelsnaam aan de hand is met de scenarioschrijvers, die kennelijk alleen nog maar uit dezelfde bron tweedehands water drinken.

Maar goed, het is een kinderfilm, en mijn kinderen staan hier dan ook niet zo bij stil. Als het leuk is. En dat is het ook wel. De uitverkorene is dit keer een dikke panda, die vooral alles doet om aan eten te komen. Dat is uiteindelijk ook de manier waarop hij zijn training zal volmaken. De wijze leraar zorgt er namelijk voor dat het pad naar een lekker hapje een training op zich vormt. Een leuke vondst. De panda zelf is trouwens het hoogtepunt van de film; alleen al zijn uitdrukkingen zijn onbetaalbaar. Maar er zijn meer karakters. Verschillende andere dieren oefenen al hun leven lang om uitverkoren te worden en zien in de onhandige panda dan ook eerst een miskleun van jewelste. Het grappige is, dat deze dieren gelijk staan aan de vechtstijl die ze vertegenwoordigen. Aap, bidsprinkhaan, tijger, kraanvogel en slang.

Dat de nadruk dan ook voornamelijk op de humor ligt en dat er weinig angst of pijn aan te pas komt, maakt dat de film, in samenhang met het voorspelbare verhaal toch vooral een leuk tussendoortje is op de woensdagmiddag, met de kinderen. Maar zelfs voor hen zal het geen film zijn die in de schaduw kan staan van klassiekers als Monsters & Co of Finding Nemo. En dat zegt genoeg.

The Forbidden Kingdom

Geheel in oude stijl begint de film met een gevecht op bergtoppen. Prachtige kostuums, wapens, sprongen en gevechtsacties. Na de proloog begint de ‘voor’titeling (bij gebrek aan een beter woord). Ook dit is heel erg mooi gedaan. In een kamer hangen allerlei oude filmposters die een heel klein beetje tot leven komen. Het simpele verhaal dient als kapstok voor de gevechtsscènes die gaan komen. Jet Li en Jackie Chan bevechten elkaar. Verschillende stijlen komen voorbij, Praying Mantis, Tiger, Drunken Fist. Binnen één mooi gevecht, hun eerste ontmoeting. Zelfs de Bride With White Hair speelt een rol. Allemaal leuk. Maar je hoort een maar aankomen. En die is er dan ook. Het is een film gemaakt voor de Amerikaanse markt. Dus er is een Amerikaanse jongen die door omstandigheden in het bezit komt van een oude staf en terug in de tijd terecht komt in het oude China. Daar leert hij van Chan (en Li) hoe hij moet vechten en in no time is hij een bekwame strijder (waar ze normaal jaaaaaaren over doen) en zal hij de beslissende factor worden in de strijd tegen het kwaad. Dus we horen hem Engels praten (logisch), en Jackie en Li doen hetzelfde (onlogisch voor het oude China en met vette accenten) en je hoort vele anderen afwisselend Chinees en Engels met nog vettere accenten) praten, zonder dat hier logica aan ten grondslag ligt. Want waarom zouden Chinezen Engels praten tegen Chan? Nog erger wordt het als de Bride With White Hair en Golden Sparrow (vrouwelijke goeierik) de volgende zinnen tegen elkaar uiten (in vet accent dus, maar dat had je al geraden): I’m gonna kill you witch. Not if I’m gonna kill you first bitch. Tenenkrommend. Net als die afgrijselijke epiloog. Advies is dan ook om deze film te bekijken met oordoppen in, of met het geluid uit. Alhoewel, advies is om gewoon een echte goede oude film te gaan kijken. Met waarschijnlijk een even mager verhaal, maar in elk geval zonder die vette Amerikaanse vinger in de noodels.