Rush – Ahoy Rotterdam – 27 mei 2011

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Er zijn van die bepalende momenten in je leven die je altijd bij zullen blijven. Zo ook in de ontdekking van muziek. Voor mij was dit bij Rush zelfs twee keer het geval. De eerste keer was bij een vriend van een vriend thuis. Ik was nog tiener en redelijk in de ban van hardrock en aanverwante zaken. Met een stel vrienden bezochten we de oudere neef van één van hen. Die woonde in Amsterdam (ikzelf kwam uit Osdorp) en was al wat breder georiënteerd in de muziekwereld. Toen ik zijn wat donkere kamer binnen kwam, hing daar levensgroot aan de muur een (zelfgemaakt?) doek met daarop een naakte man die zijn handen omhoog houdt in afweer tegen een grote ster. De afbeelding

Starman

en grootte van het doek maakte een enorme indruk op me. Het was natuurlijk het ‘Starman logo’ dat voor het eerst verscheen aan de binnenzijde van de uitklaphoes van de elpee genaamd 2112. Een visuele ervaring dus. Daarna volgde de auditieve doorslag. Bij Stampij, het hardrock programma van Hanneke Kappen, werd Tom Sawyer gedraaid. Nog nooit had ik zulke muziek gehoord. Gedreven, inventief, melodieus en toch hard, ingewikkeld, opwindend… En dan die drum fills tegen het einde. Ik werd weggeblazen. Een nieuwe wereld opende zich.

Dan gaat het verder ontdekken beginnen. Een vriend had 2112 in huis. Luistersessies volgden. We leenden elpees van de bibliotheek om de rest van hun oeuvre over te zetten op cassettebandjes en kochten uiteindelijk de albums, omdat je je krantenwijk geld er graag voor over had. Op 19 augustus 1987 koop ik mijn allereerste cd voor fl. 39,95 (EUR18,13) bij Ibo Compactdisc op de Bos en Lommerweg. Het is Permanent Waves van Rush. Binnen enkele maanden schaf ik de rest van hun werk op cd aan. Vanuit Rush volgen dan andere ontdekkingen, zoals het onvolprezen Dream Theatre. Het zijn bands waarvan ik de muziek tot op de dag van vandaag nog met veel plezier beluister, via mijn iPod inmiddels. En dat is bij lang niet alle bands uit mijn jeugd het geval. Kortom, de driemansformatie uit Canada zit voorgoed in mijn systeem.

Concerten volgen. Voor het eerst in 1988, de Hold Your Fire tournee. Daarna nog in 1992 en 2004. Dat concert in 2004 duurt lang, ruim 3 uur. Er komen veel nummers voorbij die me niet zo veel meer zeggen, van albums na wat voor mij als hun gouden periode (1976 – 1984) mag worden betiteld. Daarom laat ik het concert in 2007 aan mij voorbij gaan. Toch kan ik het niet laten om tickets te kopen voor het concert dat ze op 27 mei 2011 geven en waarbij ze één van hun beste albums Moving Pictures integraal ten gehore zullen brengen.

Onder de noemer ‘Time Machine Tour’ krijgen we dit keer wederom een show die tegen de drie uur duurt. Het begint met een korte, grappige film, waarin we zien hoe het met Rush, of moet ik zeggen Rash had kunnen verlopen. In een lokale diner speelt een jong bandje (drums, tuba! en accordeon!) de bekende nummers op geheel aangepaste wijze. De eigenaar (Geddy Lee), een politieman (Neil Peart) en dikke zakenman/uitvinder (Alex Lifeson) hebben het over de geheimzinnige machine die laatstgenoemde heeft staan. De uitvinding heeft zijn invloed op de band die van leeftijd en uiterlijk verandert en de bekende Rush nummers op steeds weer hilarische wijze vertolkt. Met een druk op de verkeerde knop verplaatst de actie zich naar het podium van Ahoy waar het eerste kippenvel moment komt bij opener The Spirit Of Radio. Daarna volgt een keur aan songs door de jaren (van de tijdmachine) heen. Veel nummers uit die latere periode waar ik niet veel mee heb, maar ik zit op een perfecte plek en wacht op de hoogtepunten die vast gaan volgen. Na 75 minuten en zelfs enkele nieuwe songs merkt Geddy Lee op dat ze meer dan 1000 jaar oud zijn en toe aan een pauze. Die duurt 20 minuten, waarna een tweede filmpje volgt ter introductie van Tom Sawyer, oftewel het begin van Moving Pictures. Je merkt dat er meer bezoekers zijn die hier op hebben zitten wachten. Zelden trouwens bij een concert geweest met zo veel oude(re) kale mannen die zich in hun oude tourshirtje hebben gehesen. Maar goed, het hele album komt in al zijn pracht voorbij, waarna er nog meer hoogtepunten uit hun uitgebreide oeuvre volgen. Het drietal speelt nog altijd als een geoliede (tijd)machine en draaien hun hand niet om voor de meest gecompliceerde riffs en roffels. Toch zijn er twee dingen die mij opvallen. Het ene is dat ik het idee heb dat Alex Lifeson heel soms net iets te laat is of zo. Het andere dat Geddy alle noten wel haalt, maar soms op een wat vreemde manier zingt, waarbij de stem wat galmerig klinkt en soms lijkt over te slaan. Het is moeilijk uit te leggen, maar het lijkt dan toch dat de jaren een beetje gaan tellen. Neemt niet weg dat ik geniet van nummers als La Villa Strangiato en Closer To The Heart.

Het strak geregisseerde spektakel komt aan zijn eind met een laatste filmpje waarin de twee hoofdpersonen uit de (slechte) film I Love You, Man (die daarin een ode brachten aan Rush) backstage raken en soort van grappig oog in oog komen met hun helden.

Helden dat blijven ze toch wel. Maar de volgende keer laat ik het concert maar weer aan mij voorbij gaan. Ik heb voldoende mooie herinneringen en thuis kan ik een betere ‘best of’samen stellen en dat kost me niet dik 60 euro…

Fighting With Wire – Waterfront Rotterdam, 5 juni 2008

Het is lang geleden dat ik zo ver van huis ben geweest om een bandje te bezoeken. Maar weinig mensen zullen dit bandje kennen. Al een paar jaar geleden kwam ik ze tegen op internet. Via hun website kwam ik in contact met hun management en ik kreeg het voor elkaar dat ik hun promo EP toegestuurd kreeg. Via MySpace hield ik hun vorderingen in de gaten. Begin dit jaar kwam eindelijk hun eerste volwaardige cd uit. En die loog er niet om, maakte de belofte van die eerste EP volledig waar. De drie jongens uit Ierland schrijven heerlijke songs met scherpe kanten, ruig genoeg voor de Alternatieve scene, maar ze verpakken het in een licht commerciele huls. Denk aan bijvoorbeeld Foo Fighters. En die zijn er niet voor niets groot mee geworden. Groot is echter nog niet van toepassing op deze band. Ondanks dat Waterfront het concert op de posters aanprijst met ‘het enige optreden in Nederland’ is Waterfront zelf al niet erg groot (een café met een podium van drie turven hoog), helaas zijn de bezoekers ook niet in grote getallen gekomen. Als we aankomen bij de zaal zijn we veel te vroeg. Het Rotterdamse voorprogramma The Death Of Me (dat haar podiumdebuut schijnt te hebben) is bezig met de soundcheck. We lopen toch naar binnen en kunnen gewoon wat te drinken bestellen. De FWW jongens en hun aanhang eten gemoedelijk hun maaltijd aan de tafel even verderop. Als alles is gechecked, de huis-dj zijn obscure punksingles heeft gedraaid en we lang genoeg hebben gewacht, spelen de Rotterdammers hun set. Niet slecht, maar ook niet goed. Weinig memorabel, behalve de zang die me nogal tegenstaat. Er is veel familie en vrienden van de band aanwezig. Als FWW uiteindelijk het podium op komt is het publiek nog iets meer uitgedund en tel ik slechts een man of 25-30. Het deert ze niet. Ze spelen vol overtuiging, loeihard en strak. Ze zijn zeer vriendelijk en beleefd en communiceren met het publiek. Op het kleine podium leeft zeker zanger Cahir zich goed uit. Op een gegeven moment knalt hij zelfs tegen wat gitaren aan die aan de zijkant staan, omdat hij eigenlijk geen kant op kan. Je moet toch gedreven zijn om voor zo weinig publiek je toch nog zo te geven. Cahir ziet er de lol wel van in, bedankt de luisteraars en maant ze aan hun familie mee te nemen de volgende keer. Opa’s, oma’s… Als hij het laatste nummer aankondigt krijgt hij commentaar uit de zaal. Ok, één na laatste nummer dan. Het optreden smaakt zeker naar meer. Hopelijk komen ze de volgende keer iets dichterbij in de buurt.

The Duke Spirit – Rotown Rotterdam, 24 mei 2008

De laatste keer dat ik in Rotown was, was mijn eerste live kennismaking met Nemo in 1994. Nemo was een Belgisch bandje waar ik totaal gek van was, enorm veel keren heb gezien en uiteindelijk ook vriendschappen met de bandleden aan over hield. Maar goed, terug naar Rotown. Toen was het zo, dat het uit één zaaltje bestond – een soort café/restaurant alwaar men tot een bepaalde tijd lekker kon eten. Na die bepaalde tijd werd echter iedereen verzocht op te staan zodat men de tafels en stoelen naar de kant kon schuiven en zodoende de concertvloer werd vrij gemaakt. Tegenwoordig zit het eetgedeelte er naast/achter en heeft de zaal op zich nog niets van zijn charme verloren. Behalve dan dat geschuif met tafels…

Aangezien ik zondag jarig ben, diezelfde Duke Spirit dan in Haarlem speelt, maar ik vrienden heb uitgenodigd om te komen eten, hebben we er gewoon een reisje Rotterdam op de zaterdag van gemaakt, want ik wil ze wel erg graag zien. Ik heb ze één keer eerder gezien in het bovenzaaltje van Paradiso en dat was toen niet echt geslaagd. Dat vond de groep zelf ook, en liet zich daarover heftig uit op hun blog, afgevend op het publiek. Niet echt netjes. Maar goed, vanavond tweede kans.

De band heeft net een tweede cd uit. Ook daarover valt te twisten. Een vriend van me vroeg of ik het ook zo’n bagger vond terwijl een vriendin juist meldde dat ze deze beter vond. Ik vind de cd redelijk goed. Ik merk wel dat ik hem niet zo vaak draai. Ik ben er ook achter wat het is. Ik mis de dreiging en spanning die zo fijn verstrengeld zat in de eerste. Dat merk ik bij het concert ook. Veel nieuwe nummers maken toch een stuk minder indruk dan de oude. En echt niet omdat ik ze minder ken. En het optreden zelf? Helaas kom ik ook dit keer weer van een redelijk koude kermis thuis (of in het hotel, lieverd gezegd). Het lijkt wel of de groep een soort ‘air’ heeft van onaantastbaarheid, die negatief overkomt. Is het een soort cool bedoelde pose? Het publiek wordt nauwelijks tot niet aangekeken, en een lachje hebben ze nog nooit van gehoord, laat staan dat het van het vriendelijke soort zou zijn. Zeker gitarist Dan Higgins lijkt uit te dragen dat hij er geen zin in heeft en elk moment kan besluiten dat hij zijn gitaar aan de wilgen gaat hangen om het podium te kunnen verlaten. Zangeres Liela Moss doet als enige haar best om het gat tussen de band en het publiek te overbruggen. Maar de pogingen komen te gekunsteld aan. Het publiek klapt beleefd, met hier en daar een overtuigender gil. Liela geeft in al haar onschuld aan het einde van de set een vreemde snuiter wat aandacht. Hij schijnt haar jurk aan te willen trekken. De snuiter is brutaal en loopt het podium op om in de microfoon te zeggen dat hij duidelijk wil maken dat hij erg ‘straight’ is en eigenlijk alleen maar Liela uit haar jurk wil, to fuck. Exit idioot. Liela probeert de situatie enigszins te redden door te zeggen: ‘that’s not gonna happen, not even in your dreams’. Ze vervolgt dat hij zich voor schut heeft gezet voor 400 man (?, waar zijn die dan in dit niet uitverkochte kleine zaaltje, dacht ik bij mezelf), en dat iedereen hem nu al weer is vergeten. Als Liela’s pogingen tot contact met het publiek op zoiets banaals uitloopt kan ik me ook voorstellen dat ze het voor gezien houden. Er volgen uiteindelijk nog twee nummers in de toegift, die duidelijk een kwestie van ‘moeten’ zijn. Want als de kleedkamers weer gevuld zijn klokt de gehele voorstelling inclusief toegift precies 60 minuten, waarin van vonken geen sprake was.

Als ik een dag later een nummer van ze op de iPod voorbij hoor komen, hoor ik meer ‘spirit’ dan bij het hele optreden het geval was. Is dit het tragische lot van deze band? Of heb ik nu twee keer het verkeerde concert gezien…