Biffy Clyro – Paradiso (bovenzaal) Amsterdam, 28 november 2012

Drip, drip, drip, drip, drip klinkt het a capella en tegen de draad in van de muziek die later wordt ingezet. Drip, drip, drip, drip, drip druipt het zweet van het ontblote bovenlijf van Simon Neil. Een feit waarom na elk nummer zijn gitaar wordt gewisseld en grondig wordt gedroogd met een handdoek. Het feit waarom het effectenbord van zijn gitaar op de grond is omhuld in plastic dat er de hele show op blijft zitten. Dat zweet komt er niet vanzelf. Hier wordt geROCKed!!!

Het is 30 april 2002. Koninginnedag in Amsterdam. Die avond zal er een vrijwel onbekend bandje in het bovenzaaltje van Paradiso spelen. Ze heten Biffy Clyro en hebben net hun debuut album uit. Ik ben meteen fan van hun eclectische muziek en sla me door het hoofdprogramma, Cooper Temple Clause, heen om Biffy in het naprogramma (!) rond een uur of één ’s nachts een verpletterende show te horen, zien en voelen spelen, waarmee ze de hoofd act finaal de tent uit blazen. Een optreden dat ik niet snel zal vergeten. In de loop der jaren heb ik ze meerdere keren gezien, o.a. in Londen. Eén ding staat buiten kijf en dat is dat ze na al die jaren nog niets van hun rauwe inzet, energie en kracht hebben verloren. Hoewel ze steevast beginnen met “Hello, we’re Biffy Clyro” en vervolgens de hele show nog geen drie woorden spreken, laten ze hun muziek het werk doen. Vanavond is het niet anders.

Aan de vooravond van het nieuwe dubbel (!) album Opposites dat in januari uitkomt wil de band enkele zeer intieme optredens geven in kleine clubs. Na bijvoorbeeld de Bi-Nuu Club in Berlijn en Debaser in Stockholm is dat bovenzaaltje van Paradiso aan de beurt. Fans kregen van tevoren een mailtje van de band wanneer de voorverkoop zou gaan beginnen. Paradiso was binnen enkele minuten uitverkocht. Niet zo gek gezien het feit dat de groep sinds het uitkomen van Only Revolutions een veel grotere fanschare voor zich wist te winnen en volgend jaar in Londen maar liefst in de O2 gaat spelen met een capaciteit van 20.000 mensen. Wat dat betreft mogen de 250 mensen – waaronder veel buitenlanders – die hier vanavond aanwezig zijn zichzelf gelukkig prijzen.

Ik heb dit podium nog nooit zo vol zien staan met spullen. De helft wordt ingenomen door alleen al het drumstel en de geluidsapparatuur. De bewegingsruimte voor Simon en James is minder dan een stap. James grapt er tijdens de show over als hij zegt dat hij Simon aan kan raken zonder van zijn plek te komen. Voor deze tour hebben ze er ook nog een tweede gitarist bij en een pianist die helemaal links in de gordijnen hangt. De vraag hoeveel geluid dit zaaltje aankan wordt direct beantwoord als de band zeer punctueel op het podium verschijnt en direct met de nieuwe track Stingin’ Belle ons de oren van het hoofd blaast. Ik schroef mijn doppen nog wat dieper mijn oren in. Het geluid hier vooraan is niet optimaal, eventuele finesses worden in de orkaan gesmoord, maar deze oerknal heeft wel degelijk zijn impact en Simon maakt het beste van de zeer gelimiteerde bewegingsruimte. Booooom, Blast And Ruin indeed!

Anderhalf uur lang, voornamelijk stevig rockend, met die heerlijk tegendraadse en soms niet te volgen ritmes (Living Is A Problem Because Everything Dies) in dynamische nummers, maar soms ook wat gas terug in dit oververhitte zaaltje met een solo uitvoering van God And Satan. We zingen, juichen, klappen, schudden onze hoofden en springen op en neer op veel nieuwe nummers, zoals de single Black Chandelier en Sounds Like Balloons, oude bekenden als 27 en Strung To Your Ribcage en natuurlijk prijsnummers van hun grote doorbraakalbum zoals The Captain en Many Of Horror. De drie nummers van de toegift (Hope For An Angel, Living Is A Problem Because Everything Dies en Mountains) ronden deze avond af.

Alles is ondertussen vastgelegd door 3voor12 en we kunnen op 28 en 29 januari 2013 nog een keertje nagenieten (met beter geluid) van deze mooie avond.

Ps. Mocht iemand mij te zijner tijd kunnen helpen aan de video opnames die worden uitgezonden via tv-kanaal Cultura24, dan houd ik mij ten zeerste aanbevolen!!!

Blood Red Shoes – Paradiso Amsterdam, 6 november 2012

Het is zeker niet de eerste keer dat ik deze fijne band ga bekijken. Het is wel de eerste keer dat de zaal bij lange na niet vol is. Het balkon is dicht en dan nog is de grote vloer niet volledig gevuld. Misschien heeft het te maken met het feit dat ze hun neuzen iets te veel hebben laten zien de afgelopen tijd. In Time To Voices is begin dit jaar uitgekomen en in april speelden ze al in de Melkweg.

Er zijn maar liefst twee voorprogramma’s, waarvan ik de eerste – Giant Tiger Hooch – ga missen, omdat ik me te veel zou moeten haasten om er bij te zijn en ‘rhythm and blues’ niet echt mijn ding is. Op de verhoging links achterin nemen we plaats om John Coffey over ons heen te laten komen. Direct weggelopen uit Maaskantje lijken deze jonge jongens, met lange haren, foute snorren, stoere poses en een flinke bak heerlijke tering herrie die je de boodschap geven dat je je dochter maar beter thuis achter slot en grendel kunt houden. Laat ik dat nu net niet hebben gedaan, want ze vindt de Blood Red Shoes nu eenmaal erg leuk.

De band komt trouwens uit Utrecht, ze hebben net een nieuwe cd uit en brengen hun rauwe, beukende screamo postpunk met veel enthousiasme. Het neemt niet weg dat het wat moeilijk is om als leek uit de herrie songs te distilleren. Hoewel ik hoor dat er wel degelijk structuur en variatie is geef ik me vooral over aan de energie en word ik ouderwets vermaakt met poses van de jongens die op de monitoren staan en hun vuist in de lucht steken en een gitarist die het publiek in springt om het publiek nog verder op te jutten.

Dan is het tijd voor Steven en Laura-Mary. Het onwrikbare duo vult deze avond in met een variatie aan nummers van alle drie hun albums, zoals This Is Not For You, When We Wake en In Time To Voices. Dat er ondanks de tegenvallende opkomst met niet minder vuur wordt gespeeld mag blijken uit het feit dat het tempo nog altijd hoger ligt dan ze op hun albums laten horen, zoals in Light It Up bijvoorbeeld. Gelukkig weet de vaste schare fans het voor in de zaal goed te ondersteunen met wilde dans, hier en daar een crowdsurfer en een stagediver die bij nader inzien en gebrek aan fundament toch maar weer voorzichtig het podium afstapt. Mooi moment is als er tussen twee nummer een looprek (!) vanuit het publiek op het podium wordt getild. Steven kijkt net als ik zijn ogen uit en vraagt de eigenaar of hij die niet langer nodig heeft omdat hij bij een concert van de Blood Red Shoes is en wordt prompt uitgeroepen tot persoon van de avond. Een roadie rijdt het karretje naar de zijkant en neemt nog even polshoogte bij de man in kwestie. “Als je het weer nodig hebt, geef je maar een seintje aan de roadie met de baard”, voegt Steven er aan toe. De set vervolgt zich, lekker uptempo met Heartsink, It Is Happening Again en You Bring Me Down om dan wat rustiger qua tempo, maar indrukwekkend qua sfeer te eindigen met Colours Fade. Steven vertelt dat ze het een beetje rustig aan gaan doen en voorlopig (een jaartje of zo) niet mee op toer zullen gaan. Dus dit is een soort afscheidsfeestje…

Bij een feestje horen cadeau’s. Hoewel het applaus om een toegift niet echt super is, komt de band toch terug en kondigt zelfs aan dat ze maar liefst vier nummers zullen gaan spelen. Opvallend is dat Laura-Mary achter de drumkit plaats neemt en Steven dit keer de gitaar pakt. Ze spelen op deze wijze een nummer dat ze hier nog niet eerder hebben gedaan: The Surf Song. Daarna volgt Lost Kids en met het verzoek om iedereen aan het dansen te krijgen I Wish I Was Someone Better, en dat lukt aardig! Maar aan alles komt een einde. “This is our last song. It’s a slow jam, pick a partner. It’s a beautiful romantic song we wrote: Je Me Perds“. En het gaat nog één keer los…

Eefje de Visser – Griffioen Amstelveen, 26 oktober 2012

Het is 1983. Het schoolfeest is nog niet zo lang bezig en ik heb ‘Stiekem gedanst’ van Toontje Lager al twee keer voorbij horen komen. Ze zit daar, in een hoekje van het schoolcafé, onopvallend te kletsen met een vriendin. Gestoken in een glittervestje, zwarte pofbroek met hoogwater en gympen er onder. Ze heet Eefje. Ze staat op, kijkt even om zich heen en stapt daadkrachtig het podium op.

De theatertour van Eefje de Visser brengt haar vanavond naar Amstelveen, waarna de komende maanden nog vele theaters door het land gevuld zullen worden met haar muzikale klanken en de in elkaar geknutselde achtergronden die toch wat knullig overkomen. Ze komt op in een glittervestje, zwarte pofbroek met hoogwater en gympen er onder. Ze pakt een gitaar en speelt met haar band drie (nieuwe) liedjes die elkaar opvolgen zonder pauze, in een kabbelend ritme als een fijne kennismaking.

Pas na die drie liedjes is er ruimte om te klappen. Ze ‘verspreekt’ ons toe, dat ze in Almere is, wat ze niet is, waardoor ze in de war raakt en niet meer weet wat ze wilde zeggen. Zeg maar niets, raak ons met je muziek. Dat doet ze, feilloos. Bekende nummers van haar debuut De Koek zijn helemaal ontdaan van hun kleding en in iets nieuws gestoken. Meestal schaars, in basale vorm, intiem, puur en subtiel. In Het Gras krijgt een mineurstemming toebedeelt die indruk achter laat. Genoeg wordt door een stuwend ritme voortgedreven. Verdriet lijkt nog langzamer te gaan dan het origineel, waardoor de tekst en het gevoel nog zwaarder gaan wegen.

Hoe mooi. Hoe mooi zitten we er hier naar te luisteren, op klapstoeltjes, in een niet uitverkochte, maar goed gevulde zaal, met uitstekend geluid dat zonder oordoppen tot ons kan komen, zonder pratende mensen, rammelende koffiekopjes of vallende hardplastic bekers, want consumpties zijn niet toegestaan in de zaal.

Er zit een nadeel aan de opgelegde stilte. Een pauze, van een minuut of twintig, waardoor we uit de flow van het optreden raken en iedereen toch nog naar de bar rent om de inwendige mens te versterken. Wordt die niet al genoeg versterkt met haar klanken en woorden, die ons tot nu toe zo goed wisten te voeden?

Terug in de zaal pakt Eefje ons solo opnieuw bij de strot, met een onbekend nieuw pareltje, dat zo doordacht in elkaar steekt en niets nodig heeft dan haar stem en gitaar. Er volgen nog bekende nummers in herkenbare (Hartslag) en onherkenbare (De Koek) versies. Aan die laatste wordt de geprezen versie van Call Me vastgeplakt, waar het echter een adempauze tussen de nummers verdiende.

Dan eist het verleden haar weer op, als ik het misplaatste laatste nummer hoor, dat eigenlijk in dat schoolcafé thuis hoort, gespeeld door dat schoolbandje dat alle voetjes van de vloer krijgt als ze Blondie’s Hanging On The Telephone op volle kracht het zaaltje instuurt en zelfs die dolle lerares even mee pogoed.

Als ze klaar is, schraap ik al mijn moed bij elkaar en stap ik op haar af, in dat schoolcafé, dwars door de dansende menigte naar de andere kant van het zaaltje en zeg haar dat ze het niet nodig heeft, die bordkartonnen achtergrond en die wilde cover. Dat haar ze haar muziek, háár muziek in alle broosheid kan tonen en juist daarmee het publiek intens kan laten genieten. De woorden komen er hakkelend uit, maar ik zie aan haar ogen dat ze begrijpt wat ik bedoel.

Foxes – Paradiso (bovenzaal) Amsterdam, 28 september 2012

Waar vind je nog een half uur live vertier voor maar zes euro? Nou hier, in Paradiso, bij Foxes die het laatste optreden van haar tour doet. Louisa Rose Allen is slechts 22 jaar, debuteerde vorig jaar met haar single Youth en bracht dit jaar een EP genaamd Warrior uit. Verser dan dit tref je het bijna niet.

Eerst word je getroffen door haar stem. Die staat als een huis, krachtig, met een vleugje dramatiek. Dan ga je letten op de muziek, die elektronische klanken met stevige beats combineert. Dan volgen de songs, die melodieus en catchy zijn (White Coats), maar ingevuld worden met geluid dat minder hitlijst gevoelig is. Af en toe blijft er een wat scherper randje zitten, zoals in het b-kantje van de single, waar de donkere klanken en beats mijn interesse wat extra aanwakkeren. Genoeg in ieder geval om haar eens live te gaan bekijken.

Kwart over tien betreedt Louisa met twee evenzo jonge jongens (synth en drums) het podium in het misschien halfvolle zaaltje. Ik zie hun setlist liggen. Zeven nummers liggen in het verschiet. Vier er van zijn verkrijgbaar, drie dus niet. Geheel in het zwart gekleed neemt ze plaats achter haar met kleine lichtjes versierde microfoon. De voetjes gehuld in stoere zwarte laarzen staan keurig naast elkaar, zoals bijna het gehele concert het geval zal zijn. Ze kent slechts drie poses, waarbij ze haar armen naar voren of opzij uitstrekt om iets onzichtbaars te grijpen. Haar zang overtuigt. Het drama wordt hier een daar nog iets aangezet. De fijnere elektronische geluiden gaan een beetje verloren in overrompelende bas(drum) geluiden. Een kleine groep meiden voorin kan de opgewonden gilletjes niet voor zich houden, wat het gezicht van de frontvrouw een paar keer doet openbreken uit concentratie met een glimlach. Je voelt de spanning van deze drie jonge mensen om het goed te doen. Het gaat ook best goed, hoewel niet alle nummers even interessant zijn (zoals Night Owls). Pas bij het laatste nummer Youth is de ergste spanning voorbij, gaat de zware leren jas uit, komt de microfoon van de standaard en gaat ze wat meer los. Na een half uur is het voorbij, maar ze komt nog even de zaal in om zich over te geven aan de ‘group hug’ met de giechelende springmeisjes, waarvan ze er zelf eigenlijk ook nog eentje is.

Het zit er dik in dat deze kleine dame met de juiste instelling en misschien wat hulp (voorprogramma bij Imogen Heap of Florence And The Machine of gastvocalen bij een hippe DJ-track) al snel vollere zalen gaat trekken.

Japandroids – Paradiso (bovenzaal) Amsterdam, 18 september 2012

Je zou kunnen denken dat Darth Vader het podium op zal komen. Maar dat lijkt me stug hier, in het kleine bovenzaaltje van Paradiso. Toch betreedt David Prowse samen met Brian King het podium om een uur of acht. Maar het is een andere David die plaats neemt achter de drumkit en dezelfde naam blijkt te hebben als de acteur die de duistere zijde koos in een saga ‘a long time ago in a galaxy far, far away…’. “We hebben maar een uur de tijd”, zegt Brian die zijn gitaar heeft omgehangen, “dus ik ga niet veel meer zeggen”. Hij vervolgt: “you know the expression when you put your hand on a hot pot, a second feels like an hour, and when you put your hand on a hot woman, an hour feels like a second? We are that hot woman!”.

Vervolgens stampen de twee uit Vancouver, British Columbia afkomstige garage rockers dat uur vol met dampende, zwetende, vuige, no-nonsense tracks van hun EP’s en CD’s, waarvan de laatste genaamd Celebration Rock pas is verschenen. Hun ‘do it yourself’ aanpak heeft ze toch geen windeieren gelegd. Ook hier doen ze alles zelf. Zoals tijdens Heart Sweats even de vloer dweilen omdat er een flesje water is omgevallen. “There’s no use crying over spilled drinks”, grapt Brian.

Het uur wordt in ieder geval goed benut, met oude en nieuwe nummers, van Young Hearts Spark Fire tot For The Love Of Ivy (met AC/DC riffjes!). Ze lopen zelfs in op schema en kunnen een ‘rustig’ nummer inlassen, waarop Brian het boegeroep (met een knipoog) van het publiek weet te sussen door te beloven dat ze met wat snelle nummers af zullen sluiten.

Natuurlijk had het langer kunnen duren, maar eigenlijk is het wel goed zo. Het hoort wel bij dit soort muziek om er binnen een uur klaar mee te zijn. Als de laatste noot heeft geklonken, is het voor het publiek ook echt klaar, terwijl de harde wekelijkheid van die ‘doe het zelf’ mentaliteit Brian en David weer op de rug tikt, waarna ze doordrenkt van het zweet hun eigen spullen weer op moeten ruimen. Petje af jongens, en als ik inderdaad ooit in Vancouver ben, maak ik gebruik van jullie uitnodiging om langs te komen en verder te rocken!

dEUS – People’s Place Amsterdam, 26 juni 2012

Zomaar uit het niets presenteerde dEUS hun nieuwe cd Following Sea enkele weken geleden via internet. De VPRO bleef niet achter en kondigde een uniek en besloten concert van de Belgische band aan voor een paar honderd man in People’s Place te Amsterdam. Op 11 juni om 3voor12 (!) werd een link actief via welke je aan gratis kaartjes kon komen. Drie minuten later waren alle kaartjes weg.

Het is natuurlijk niet de eerste keer dat dEUS op promotionele wijze zo’n apart concert geeft in Amsterdam. Ik heb er al twee mee mogen maken. Op 20 augustus 1996 wordt er door hun platenlabel Island een launchparty in de Roxy georganiseerd ter gelegenheid van het album In A Bar Under The Sea dat een maand later zal verschijnen. Ook een aparte venue, waar ik voorheen en sindsdien nooit meer een concert heb gezien. De volgende showcase was op 11 september 2005. Een ook al door 3voor12 georganiseerd concert ter promotie van het album Pocket Revolution , in de middag dit keer en in voormalig filmtheater Desmet.

Nu dus opnieuw een leuke actie waarbij we ons op 26 juni 2012 in een lange rij voor de zaal – die ik niet ken – op de Stadhouderskade bevinden, waarvan de deuren om acht uur open zouden moeten gaan omdat het concert om half negen zou moeten gaan beginnen. Ha! We staan zeker nog een minuut of veertig te wachten voordat mijn naam op een lijst wordt geverifieerd en we naar binnen mogen. Het onderkomen is eigenlijk in drieën verdeeld. Bij binnenkomst kun je linksaf naar het grote bar/café/lounge gedeelte. Ruim opgezet met hoog plafond. De ruimte wordt ineens heel benauwd als je iets verder doorloopt en het plafond drastisch is verlaagd voor een meter of tien. In deze tussenruimte staat een mengtafel en er is nog een plek waar je drinken kan kopen. Aan dat lage plafond hangen getinte spiegels die het zeventiger jaren gevoel dat je hier krijgt nog even benadrukken. Daarna begint de eigenlijke zaal die breder lijkt dan dat die diep is. Er staat een enorme paal in het midden die het zicht op het podium voor vele bezoekers zal hinderen. Heel irritant. Terug bij de ingang kun je ook direct rechtdoor lopen, de trap op naar boven, met de wc’s, twee hangplekken, de garderobe en een klein smal stuk balkon in hoekvorm vanwaar je ook weer wat belemmerd (door die paal) zicht hebt op het podium.

We nestelen ons linksvoor, aan een statafel met drie waxinelichtjes (en later massa’s glazen die niet meer worden opgehaald), met goed zicht op het gehele podium, maar wel redelijk dicht bij drie knotsen van boxen. Met de oordoppen ingeschroefd wordt de band pas om een uur of half tien aangekondigd. Tom Barman begroet ons en beloofd een handvol nieuwe nummers en een handvol nxf2g nieuwere nummers. Klaas, Tom, Mauro en Alan staan zoals altijd op één lijn vooraan met daarachter Stephane en een toevoeging in de vorm van een percussionist (Amel Serra?) die als enige wordt geintroduceerd. Het valt direct op dat het podium slecht is verlicht. Er vinden projecties plaats die slechts tweederde van het podium bestrijken, waardoor Mauro en Alan opgeslokt worden door de duisternis. Het geluid is erbarmelijk op de plek waar wij staan. Veel te hard (de haren op mijn arm staan te dansen, mijn broek staat te trillen) en vooral bij de nieuwe nummers – het merendeel van de set – donker en brijerig. Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik er tijdens een concert in de Melkweg in 2008 achter kwam dat er een te groot gat zat tussen wat ik ooit leuk vond aan hun muziek en de weg die ze sindsdien zijn ingeslagen. Dat wordt me vanavond eens te meer duidelijk. Veel van hun liedjes klinken me veel te gezapig, weinig avontuurlijk en erg film noir (Quatre Mains) in de oren, waardoor ik het gevoel heb dat het maar een beetje voortkabbelt. Ik ben me bewust van deze zeer subjectieve beleving die met smaak te maken heeft. Toch vraag ik me af hoeveel mensen hier naartoe zijn gekomen die het nieuwere werk net zo waarderen als het oude. Of is het toch de fameuze naam van de band (en waar die eens voor stond) die alleen daarmee al nog steeds volle zalen trekt? Een uur geleden hoorde ik achter mij in de rij voor de deur iemand zeggen dat hij nog snel even de laatste twee albums van de band heeft beluisterd, om op de hoogte te zijn van wat ze hebben gemaakt. Het voorlaatste album weet hij niet eens bij naam te noemen.

Verder met het concert, waarin toch ook enkele oude nummers voorbij komen, zoals Instant Street en Fell Of The Floor Man die het energiepeil in de zaal toch even omhoog schroeven. Maar ook hier valt er wat te klagen. Het prachtige Little Arithmetics moet licht zijn, huppelen en sprankelen als een prille liefde. Hier klinkt het wat log, alsof men in een moeras vast zit en elke stap grote moeite kost. Daarbij zijn de verschrikkelijke orgelklanken een doorn in het oor. Dit oordeel heeft overigens niets met het slechte geluid te maken, want we zijn ondertussen al de hele zaal door geweest om onze oren en armharen wat rust te gunnen om dus minder zicht maar beter geluid tot ons te kunnen nemen. Het beste geluid is eigenlijk op dat balkon, waar maar enkele mensen passen. Na een uur geeft de groep één toegift, Morticiachair. Het staat in schril contrast met de songs van hun laatste paar cd’s en geeft me een gevoel van weemoed. Maar ook een gevoel dat ik hier eigenlijk niets te zoeken had, helaas. Ik moet accepteren dat dingen veranderen, loslaten wat geen waarde meer voor me heeft, zodat ik overtollige ballast kan dumpen en plaats vrij maak voor dingen die me hier en nu boeien. Een wijze les.

Tim Christensen And The Damn Crystals – Melkweg (oude zaal) Amsterdam, 21 mei 2012

Na Utrecht is de Melkweg in Amsterdam aan de beurt. Vanochtend hebben Tim en zijn band nog live bij Giel Beelen gespeeld. De opnames (inclusief verrassende cover) kun je bekijken en –luisteren op de site. Ik zie de rode Deense tourbus al weer staan met een enorme rij mensen vanaf de voordeur van de Melkweg via de brug tot langs die bus. Goh, heeft Tim al zoveel fans? Zoveel hele jonge ‘dressed to kill’ fans? Natuurlijk niet. Die rij met een gemiddelde leeftijd van ongeveer 15 schat ik, staat voor de deur van de Max, waar Tyga op zal treden. Voor de rechterdeur staan alleen een paar Fransen (!) en we kunnen dan ook heel snel doorlopen de zaal in. We hadden gehoopt op een plek op het balkon, om het dit keer van een overzichtsafstand te zien, maar dat is dicht dus we gaan maar voor de PA staan. Als het 20:00 uur is, is het nog altijd verdomde stil in de zaal. Een man of dertig, hooguit. Toch begint de timide Petter Carlsen met zijn optreden. Hoewel de zaal dus bij lange na niet zo vol is als gisteren, is men des te luidruchtiger. Een iets ander publiek dus, een ander vibe. Petter speelt wederom indrukwekkend en een vriend van me, die zelf gitarist is, is onder de indruk van zijn gitaarspel, waarin solo en begeleiding één worden. Die indruk zal later worden gedeeld met de vriendelijke Noor, die zijn cd maar al te graag signeert. Een handjevol nummers komt langs, waaronder Even Dead Things Feel Your Love, waarna hij zijn schemerlamp weer van het podium kan halen.

Dan is het tijd voor de hoofdschotel. De zaal is ondertussen toch aardig gevuld. Wederom begint het met The Damn Crystals, alleen wordt het i.t.t. in Utrecht nu wat losser, wilder en stomender gespeeld, met heftige solo aan het einde. Wow. De band voelt kennelijk goed die andere vibe aan die hier heerst en past het spel daar feilloos op aan. De setlist vanavond is niet veel anders dan die van gisteren (India zit nu na het solo stuk), maar de invulling is dat wel. Tim’s opmerking dat ze in zijn favoriete stad van Europa spelen ondersteunt hij in overtuigende daden. Niet dat het gisteren minder was, maar vanavond blijft het niet beperkt tot de ‘rock’ en is ook de ‘roll’ van de partij. Een goede greep uit het rijke oeuvre: Superior, Never Be One Until We’re Two, Happy Ever After en een dampened versie van Get The Fuck Out Of My Head. Bij dat laatste nummer krijg ik meteen het antwoord op de vraag die ik me gisteren stelde, of de jam(s) zijn ingestudeerd. Niet dus. Waar gisteren de toetsenist Christoffer Moller even geheel vrij spel kreeg/nam met een weirde solo, gaat het nu toch vooral om de gitaren, die na een onderlinge strijd gezamenlijk de draad oppakken om het nummer richting Screaming At The Top Of My Lungs te dirigeren. Dat dit spontaan gaat staat buiten kijf. Dat dit spontaan kan ligt aan het vakmanschap van alle bandleden, hun ervaring en onderlinge chemie.

Net als gisteren bestaat de toegift uit Surfing The Surface, All Them Losers en Whispering At The Top Of My Lungs. Maar dan krijgen we onverwachts nog een heel leuk toetje. Een verjaardagsliedje voor Paul McCartney die binnenkort 70 wordt: Live And Let Die.

Opnieuw zijn we volledig voldaan, maar op een andere manier dan een dag geleden. Het was mooi om zowel de luisterdag als het rockfeest mee te maken en het is meer dan knap dat Tim Christensen And The Damn Crystals elke dag op juiste waarde weten in te schatten.

Tim Christensen And The Damn Crystals – Tivoli (de Helling) Utrecht, 20 mei 2012

Tim Christensen speelt al een aantal jaar met zijn ‘Damn Crystals’, maar op het nieuwe album was de invloed van de band groter en werd hun positie benadrukt in de bandnaam. Die bandnaam is dan ook weer de titel van de cd waarop flink wordt gerockt. Songs van hoog niveau, vol met interessante wendingen zonder het liedje uit het oog te verliezen. Na de tour door thuisland Denemarken doet de band weer een kleine clubtour door Nederland.

Eigenlijk zou ik hier helemaal niet naar toe gaan. Ik heb kaartjes voor de Melkweg (Amsterdam), waar Tim morgen speelt. Getwijfeld of we nog een extra dag van de tour mee zouden maken, maar toch niet gedaan. Toen kwam er een veel te gemakkelijke prijsvraag langs, van Kindamusic . Het antwoord zat in mijn hoofd, overgezet naar mail @redactie en warempel, ik win. Dus ga ik +1 toch nog naar Utrecht, waar we de zaal inlopen die wanneer het voorprogramma begint al bijna gevuld is! Petter Carlsen staat er in zijn uppie, met gitaar om zijn nek en een strot van goud. Wat kan die man mooi zingen. Dat heeft Tim – die zelf ook zo’n briljante stem heeft – goed uitgekozen. De stem van Petter doet me bij vlagen denken aan een jonge Sting, of John Waite, met specifieke en loepzuivere uithalen in de hogere regionen. Petter is een schatje. Hij zegt dat het fijn is te spelen voor een publiek dat zo stil luistert. Je kunt inderdaad een speld horen vallen. Natuurlijk maakt hij reclame voor zijn nieuwe cd die hij na afloop zal verkopen, maar hij doet alles op zeer innemende wijze. Dat en het bewijs dat hij zijn ingetogen en breekbare liedjes op prachtige wijze ten gehore brengt zorgen er voor dat mensen na de show inderdaad een kijkje komen nemen, een praatje met hem maken en de beurs trekken voor zijn Clocks Don’t Count. Hij zegt er eerlijk bij dat de cd minder ingetogen is en een volledige band laat horen met een vol geluid. Ik ben blij dat ik de uitgeklede versies nu live mag horen, want die maken misschien nog wel meer indruk. Luister het verschil maar eens tussen You Go Bird (live) en hetzelfde nummer (studio).

We verplaatsen ons van de verhoging aan de zijkant naar vlak voor het podium. Dichterbij is niet mogelijk. Net als op het album begint Tim Christensen And The Damn Crystals met het nummer The Damn Crystals. Dat is meteen een binnenkomer, want het is een lang en imponerend nummer, met een typische Christensen opbouw, waarbij de song via een rustig middenstuk naar een opwindend hoogtepunt wordt geloodst. Het was natuurlijk allang bekend, maar wat een solide band is dit en wat kan die man toch zingen. We rocken lekker door met Jump The Gun en daarna alweer een nummer vol afwisseling, Far Beyond Driven, dat net als de opener van de laatste cd komt. De setlist zit goed in elkaar en zorgt voor zowel rust tijdens nummers als Superior en India als dynamisch drama in Wiser, dat met een geimproviseerd intro Tim’s liefde voor de Beatles nog eens benadrukt. Het spelplezier spat van het podium en je ziet ze onderling genieten door de uitwisseling van betekenisvolle blikken. Op de helft van de set kijkt Tim grappenderwijs verbaast op als zijn band van het podium afloopt. Met een akoestische gitaar speelt hij solo twee nummers, Never Be One Until We’re Two en How Far You Go, waarbij het publiek net zo stil is en aandachtig luistert als bij het voorprogramma.

Daarna gaat het heerlijk door met de volledige band en de nieuwe single Happy Ever After en krijgen oude en nieuwe songs een plekje in de set. Tegen het einde gaat het stevig rocken nog even in overdrive als Get The Fuck Out Of My Mind via een jam over gaat in Screaming At The Top Of My Lungs. In het tussenstuk trekt toetsenist Christoffer Moller even de aandacht naar zich toe met een weirde spacey geluidensolo, die ook de bandleden even doen staan kijken wat er toch allemaal gebeurt. Zou dit ingestudeerd zijn? (Daar kom ik de volgende dag achter).

Met (het enige nummer uit de Dizzy Mizz Lizzy periode) 11:07 wordt de boel afgesloten en roepen we dat we meer willen. Drie nummers volgen als toegift. Het prachtige Surfing The Surface raakt me zoals altijd weer diep. Om deze mooie avond te voorzien van een spetterend einde sluit de groep af met Whispering At The Top Of My Lungs, waarbij de drummer de maat zodanig hard slaat dat zijn bekken op de grond dondert. Het is een ovatie meer dan waard. Een klein jongetje dat door zijn ouders was meegenomen en het concert toch wat vermoeid, half hangend op het podium heeft doorstaan, krijgt van een roadie een cd en een drumstok. Wat een aardig gebaar!

Volkomen voldaan verlaten we de zaal en rennen we naar de auto, om niet zeiknat te worden in de stortregen die uit de hemel komt.

Tot morgen…

Blood Red Shoes – Melkweg (oude zaal) Amsterdam, 13 april 2012

Vrijdag de dertiende. Op weg naar een concert van de Blood Red Shoes. Vorige keer was het een stomend Paradiso. Dit keer de Melkweg. In het voorprogramma speelt een Belgische band die ik een beetje ken en wel aardig vind. Hun eerste cd Free Blank Shots heb ik enige malen gehoord en er is nu een nieuwe schijf uit die ik nog niet heb gehoord. Precies op tijd spelen ze naar ik vermoed aardig wat van die nieuwe cd, want de nummers die ik dan nog in mijn herinnering heb zitten hoor ik niet voorbij komen, maar dat kan ook aan mij liggen. Ik moet eerlijk zeggen dat de drie jongens uit Gent me niet helemaal overtuigen met hun stevige (stoner) rock. Dat kan komen doordat ik de nummers niet (goed) ken, maar ik mis ook iets in de manier waarop ze het brengen. Ik mis wat overtuigingskracht. Helemaal aan het einde maken ze dat dan toch nog even goed en laten ze zich van hun stevigste kant zien (die dan aanschurkt tegen een band als Drums Are For Parades) in het instrumentale nummer Cowboy Panda’s Revenge, dat heerlijk doordendert in overrompelende modus. Toch maar die nieuwe cd eens uitchecken. (Hier een leuk linkje tussen het voor- en hoofdprogramma).

Ook weer mooi op tijd begint het (nu al) herkenbare en heerlijke drumpatroon van Cold, een nummer van de nieuwe cd In Time To Voices van de band waar we allemaal voor zijn gekomen. Een cd waarop ze – volgens eigen zeggen – een nieuwe weg zijn ingeslagen, waarbij iets meer de pas op de plaats is gemaakt, de diepte van een song is opgezocht en niet meer in elk nummer de dynamiek van hard versus zacht hoeft te zitten. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang het maar memorabele songs oplevert. Dat gebeurt gelukkig en daarbij vind ik het niet zozeer een nieuwe weg als meer een natuurlijke evolutie die gepaard gaat met volwassen worden. Zo veel verschil is er nu ook weer niet met het vorige album, waar het nerveuze, punkerige geluid van hun debuut al een beetje was losgelaten.

Er wordt een gezonde mix van songs van alle albums gespeeld. Toch is even aftasten tussen de band en het publiek. Iedereen voelt dat het in de lucht zit. Er wordt wel al gedanst, maar helemaal los gaat het nog niet. Dat heeft ook te maken dat nummers als In Time To Voices en het imponerende When We Wake zich daar iets minder voor lenen. Iets voorbij de helft van de set daagt Steven zelfs de mensen op het balkon uit om er vanaf te springen voordat ze aan Keeping It Close beginnen, waarna de remmen pas echt los gaan en het stagediven en crowdsurfen als vanouds worden opgepakt. De vaart en het moment worden niet meer losgelaten en Steven’s verzoek om bij het laatste nummer I Wish I Was Someone Better “bat-shit fucking mental” te gaan is niet aan dovemansoren gericht.

Natuurlijk komen ze nog terug. Vanaf het balkon heb ik zicht op de setlist die op de mengtafel onder mij ligt en ik zie nog twee nummers staan. Dat worden er uiteindelijk drie, te beginnen met It’s Happening Again. Na het nare bericht over het stagedive-ongeluk tijdens het Ongetemd festival in Den Haag wordt er hier niet zozeer gedoken in de massa (op één idioot na) als wel met beleid neergezegen op het publiek, zoals een Chinees uitziend meisje in jurk met schoudertas na zachte landing op handen wordt gedragen. Bij Colours Fade is er dan toch een klein incident als er steeds meer mensen het podium opklimmen en daar blijven staan. In 2008 gebeurde tijdens het concert hetzelfde en stond op een gegeven moment het hele podium vol publiek. Eerst probeert een roadie voorzichtig in te grijpen, maar laat al gauw de feestvreugde voor wat die is. Dat is niet het plan van de veiligheidsdienst van de Melkweg die vervolgens ingrijpt, want die dondert een stuk of zes man van het podium af. Zeer begaan met hun fans vragen zowel Steven als Laura-Mary of het goed gaat, of iedereen nog leeft, want “that was a bit brutal”.

Om te laten zien dat ze het nog niet zijn verleerd kondigt Steven de nu echt laatste song Je Me Perds (van hun laatste cd!) aan met: “this is for the punkrockers”. Na anderhalve minuut heerlijke schreeuwpunk verlaten Steven en Laura-Mary direct het podium in totale duisternis, een overdonderend applaus achter latend.

Zoals altijd bij deze band: een energiek en overtuigend optreden. Hun missie is weer geslaagd.

Florence And The Machine – Paradiso Amsterdam, 1 april 2012

“Maar ze weet bovenal het publiek te betoveren met haar ongelooflijke stem. Valt er nog iets aan af te dingen dan? Ok, als ik heel eerlijk ben maakt ze wel erg vaak gebruik van lange halen in dezelfde toonhoogte. Iets dat kan gaan vervelen en dat is helemaal niet nodig. In de beperking toont zich de meesteres. En dat zal ze ongetwijfeld gaan worden. Waarschijnlijk in veel grotere zalen dan deze. Over zoveel jaar kan ik dan pochen dat ik haar nog in de Melkweg heb gezien”.

Dat schreef ik over haar concert van 8 oktober 2009. Het heeft iets langer geduurd maar de voorspelling komt uit: op 24 november staat ze in de HMH. Na haar vorige concert in Paradiso ging ze de rest van wereld aan haar blote voeten leggen. Er volgde een nieuwe cd Ceremonials en een bijbehorende tournee met toch eerst Paradiso weer als een soort van afscheid aan hetgeen ze duidelijk is ontgroeid: een kleine zaal. Toch moest ik er even over nadenken, of ik haar nog een keer wilde zien. Dat had voornamelijk te maken met de nieuwe cd die me niet echt bij de lurven neemt. Maar ik ga er vanuit dat ze dat live wel gaat doen.

Laten we bijtijds weg gaan, zodat we een mooie zitplaats uit kunnen zoeken. Dan moeten we dus wel rond de openingstijd van de zaal aanwezig zijn. Dat zijn we en dat zijn er heel veel met ons. Dit heb ik nog niet eerder meegemaakt. De rij loopt van de voordeur van de poptempel via de hoek van de straat, waar een dranghek staat om de verwachtingsvolle rij mensen de bocht om te loodsen richting het Max Euweplein. De rij gaat nog net niet de brug over het Vondelpark in, maar het scheelt niet veel. We sluiten netjes achteraan. Verderop spelen wat mensen een potje schaak met de supergrote stukken (ter nagedachtenis aan de man wiens naam dit plein draagt). De sfeer in de rij is gemoedelijk. Twee meiden voor ons maken van de nood een deugd en bestellen twee bier bij het café. Die moeten ze opeens heel snel opdrinken (en de glazen weer inleveren) als de rij met rasse schreden voorwaarts gaat. Het duurt al met al niet zo heel lang voordat we binnen zijn, alwaar alle goede zitplaatsen op het eerste balkon wel al bezet zijn. Eén verdieping hoger dan maar en daar blijkt het uitzicht op zich ook prima.

Het voorprogramma Spector begint netjes op tijd. Ik ga er niet te veel woorden aan spenderen, want ik vond het vreselijk. Ze schurken dicht aan tegen nog zo’n vreselijke Britse band genaamd Pulp, die furore maakte in de jaren ’90. Afgezien van het feit dat de muziek niet aan mij is besteed, is het grappen niveau van zanger Frederick Macpherson zeer puberaal. Natuurlijk vergeet hij niet de naam van de hoofdact vele malen te laten vallen, wat altijd wel een applaus oplevert. Makkelijk scoren heet dat.

Spector gaat ‘exit stage left’, hun instrumenten worden geruimd, de zwarte doeken gaan van de reeds klaarstaande instrumenten van Florence, een man test kort haar microfoon, waarna hij terug komt om die met een doekje af te nemen en er komt een man met een stofzuiger het podium op om de vloer ‘bare feet compatible’ te maken.

Florence komt op in een groot wijds zwart gewaad. Ze is een hogepriesteres in een kerk vol trouwe volgelingen die ze toe zal gaan zingen, vol weidse gebaren, theatrale bewegingen en een galmende stem die alle andere instrumenten doen verstommen. Nou ja, figuurlijk dan. Want haar band is ondertussen ook flink uitgebreid. Drums, bas, percussie, harp, achtergrondzang, twee maal toetsen en een gitarist vullen alle muzikale gaatjes die er nog te vullen waren. Wat het doseren van haar stem betreft zit het gelukkig goed. De overkill van de lange uithalen blijft beperkt. De set bestaat voor het grootste deel uit songs van Ceremonials, waarbij ik meteen aanloop tegen het probleem dat ik de boel op de helft een beetje in vind kakken. Dat heeft te maken met het feit dat ik een aantal nieuwe songs gewoon minder interessant vind. Dat vond ik bij haar debuut ook al, maar dat zijn er met Ceremonials in verhouding nog meer geworden. Een nummer als Cosmic Love laat de haren op mijn arm echt wel overeind staan. Van de nieuwe cd is What The Water Gave Me zeer sterk. De zaal komt goed op stoom als Florence het volk aanmaant te springen op Dog Days Are Over, maar daarna komt de akoestische gitaar te voorschijn en volgen nummers als Heartlines en Leave My Body, die gewoon minder boeien. Florence doet ondertussen haar uiterste best, neemt poses aan waarbij haar handen en blik reiken naar een ongrijpbare plek in de lucht of ze loopt gedreven heen en weer alsof ze een masterclass van Ozzy Osbourne heeft gehad. Ze vertelt een mooi verhaal over een eerder concert in Amsterdam, waarbij ze wat paddo’s had gegeten en overal mooie dingen zag tijdens het optreden die er eigenlijk niet waren. Ze laat ons weten dat we een speciale plek bij haar innemen en dat ze blij is dat ze haar Europese tour hier af kan sluiten. Het onvermijdelijke You’ve Got The Love en Rabbit Heart volgen natuurlijk en de toegift bestaat uit Never Let Me Go en No Light No Light (check zeker dit YouTube kanaal met prachtige opnames).

Florence heeft haar pad wel gevonden. Hoewel ze zichzelf in een hokje lijkt te hebben geplaatst, waar haar songs eenduidiger worden (waar haar debuutsingle Kiss With A Fist niet meer bij past) en haar image met een art nouveau sausje wordt overgoten, zou het zo maar kunnen zijn dat ze het over een tijdje over een heel andere boeg gaat gooien. Dus ja, ik blijf haar wel volgen, maar nee, ik ga niet naar de HMH, want na drie concerten vind ik het wel mooi zo.