Kashmir, Melkweg Amsterdam, 20 mei 2010

DSC00390

De jongen voor mij draagt een T-shirt van Led Zeppelin. Eén van hun bekendste songs is Kashmir. Een kortere link kan ik niet maken.

Terug. Terug naar een jaar of vier geleden. Toen kwam er een clip voorbij op MTV van Kashmir. Een band die ik niet kende. De song pakte me meteen en viel op door de vocale ondersteuning van David Bowie. Al snel hun cd ‘No Balance Palace’ gescoord en wat een prachtige cd is dat. De band komt uit Denemarken en zijn al veel langer bezig (sinds 1993). Volkomen langs mij heen gegaan. Gelukkig toch nog in mijn vizier gekomen, waarbij de eerste kennismaking meteen wel mijn favoriete album bleef. Het duurde even, maar nu zijn ze terug met een nieuwe cd genaamd ‘Trespassers’. Ook weer vol bloedmooie songs: weemoedige pop met spanningsvelden. Ter ondersteuning nu een concert in de Melkweg. De oude zaal, die wel zo’n beetje is uitverkocht. Maar van een echte doorbraak is het dus niet gekomen. Gelukkig maar. Anders zouden we hier met allemaal Coldplay fans staan.

In het voorprogramma staat een band genaamd The Stutters. Een heerlijke opwarmer, zoveel is al gauw duidelijk. Zeer energiek. Met drie man spelen ze muziek die terug doet denken aan de tijden van The Beat, Joy Division, The Sound, The Jam maar ook bijvoorbeeld Bloc Party. Ergens tussen punk en vroege New Wave, of zoiets. Per nummer komt er een gevoel van herkenning voorbij en kun je invloeden van een bepaalde band wel horen. Het is niet erg, want het klinkt opperbest. Gitaar en bas gaan veelal uit van een simpel thema dat vol overgave wordt herhaald, soms gelijkgestemd, soms ieder hun weg kiezend, met een robuuste drummer die zeer krachtig slaat, maar ook weer voldoende afwisseling toepast, met kleine roffeltjes of aparte accenten. Een spetterende set die de goedkeuring van het publiek zeker kan wegdragen. Of we na de show nog even hun EP met T-shirt willen kopen. Heel goedkoop!

Als de buhne is opgeruimd en de spullen van Kashmir klaar staan voor gebruik, doven de lichten en horen we Afrikaanse muziek. Een zanger ondersteunt door een bas. Het duurt even, dat nummer. Het verlangen naar het begin van de show zet zich om in ongeduld. Gelukkig komen de vier Denen dan het podium op. Zanger Kasper Eistrup heeft een brede lach op zijn gezicht die er de rest van de avond niet meer af zal komen. Ze voelen zich hier op hun gemak en dat laat zich horen. Een uitgebreide set met ‘some old songs, some new songs and some semi old songs’ komt voorbij. Het geluid is erg goed, maar loeihard. Oordoppen zorgen voor enige bescherming. De band straalt een hechtheid uit, maar laat niet veel ruimte voor improvisatie. De songs komen voorbij zoals we ze kennen van de albums. Maar het maakt de beleving er niet minder om. Want het zijn prachtige nummers die veelal een ietwat melancholieke snaar raken, niet in de minste plaats door het aparte stemgeluid van Kasper, die met zijn mooie timbre de songs extra inkleurt. Er komt inderdaad van alles voorbij, en gelukkig ook veel van mijn favoriet ‘No Balance Palace’. En toch ook nog een verrassende uitvoering, en wel van ‘The Curse Of Being A Girl’, dat voor deze gelegenheid ingetogen en langzaam begint, met slechts zang en gitaar, om daarna een toontje hoger en met volledige band vol de zaal in te knallen. Tussen de nummers wordt er wat gepraat, gegrapt, gemeld dat Henrik jarig is (en natuurlijk meteen een door het publiek gezongen ‘lang zal hij leven’ in ontvangst mag nemen) en door de ietwat in zichzelf gekeerde bassist opgemerkt dat ze weer snel door moeten gaan met spelen.

Vanwege het onophoudelijke applaus en gejoel komt de band tot twee keer toe terug voor toegiften. Elk van drie nummers, waarbij zelfs een belofte wordt ingelost. De zanger duidt op een groepje mensen rechts van hem, dat hij bij het concert de vorige dag in Den Bosch had beloofd dat als ze ook naar Amsterdam zouden komen, hij ‘Lampshade’ zou spelen. Bij deze. Na dik 100 minuten spelplezier en luistergenot eindigt Kashmir met de opener van hun tweede cd uit 1997 ‘Vote 4 Dick Taid’ om daarna totaal doorweekt van het zweet, maar met vele dankbetuigingen en een opgestoken duim van de bassist het podium te verlaten.

We verlaten de zaal en stuiten op de zanger en de bassist van The Stutters, die er niet om gelogen hebben: T-shirt plus EP voor slechts 10 euro. Na een leuk praatje met deze jongens, die elkaar hebben ontmoet in Amsterdam, maar uit Londen, Denemarken en Servië (?) komen, zijn we een shirt en cd rijker.

Imogen Heap, Melkweg Amsterdam, 13 maart 2010

DSC00367

Wha- wha- what did she say
Mmmm whatcha say,
Mmmm that you only meant well?
Well of course you did
Mmmm whatcha say,
Mmmm that it’s all for the best?
Of course it is.

Als het niet op de radio voorbij komt, dan komt het wel uit de mobiel van mijn dochter, om vervolgens uren, zelfs dagen in mijn hoofd na te galmen, zo’n verraderlijk lekker stukje muziek is het. Het is van Jason Derulo, één of andere slimme gast die bekende melodietjes van andere artiesten gebruikt (The Verve’s ‘Bittersweet Symphony’, The Cutting Crew’s ‘I Just Died In Your Arms Tonight’) en daar dan vet overheen rapt. Daar scoort hij erg goed mee want hij staat hoog in de hitlijsten. Ook bij ‘Watcha Say’ gaat er een lichtje branden bij me, als ik het voor de eerste keer hoor. Ik vertel mijn dochter dat er een artiest is die net zoiets doet met die stemvervorming. Ze heet Imogen Heap en ik trek haar cd uit de kast op zoek naar iets dat er op lijkt. Mijn dochter kijkt al gauw verveeld als ik mijn punt wel enigszins maak, maar de muziek laat verder weinig indruk achter. Heb ik me dan vergist? Ik dacht toch echt dat ze een nummer had dat hier erg op lijkt.

Imogen Heap (Immi voor ingewijden) en ik gaan al een tijdje terug. Toen haar debuut cd ‘I Megaphone’ in 1998 uit kwam was ze 21 jaar oud en overrompelde ze me totaal. Ik schreef toen voor een muziekblad waarbij ik tot de conclusie kwam: “Als er één fantastisch nieuwe artiest van zich mag laten spreken dit jaar, dan is het Imogen Heap wel.” Maar, zoals ik ook al aanvoelde, was ze te eigenzinnig om een groot publiek aan zich te binden. De eclatante muziek van die tijd is ondertussen verzacht en uitgefilterd in electro-pop, nog altijd eigenzinnig en met een stem die uit duizenden herkenbaar blijft. Ik ben haar dus blijven volgen, en hoewel ze mijn aandacht had, zat haar muziek niet tot diep in mijn poriën. Belangrijkste reden is dat het mij wat over geproduceerd overkomt. Laat die productie nu juist een reden zijn dat ze de eerste vrouwelijke artiest ooit is die een Grammy won voor ‘Best Engineered Album’. De award die ze overigens af kwam halen in een ‘Twitter-dress’. Haar fans konden twitteren en dat kwam dan op haar jurk in beeld. Het geeft meteen de band aan die ze heeft met haar fans. Ze gebruikt elk medium om hen te betrekken bij haar muzikale leven. Van haar plaatopnames in Hawaii waar ze vele filmpjes van online zette, tot het aansporen van haar fans om mee te helpen de hoes van haar album te ontwerpen.

Als ik zie dat ze een concert gaat geven in Amsterdam twijfel ik niet om kaartjes te kopen. Ook al heb ik haar laatste cd nog niet zo veel gedraaid. Tot mijn grote verbazing is dat concert vrij snel uitverkocht. Kennelijk heeft ze toch meer fans in Nederland dan ik dacht.

Dat blijkt dan ook als we iets na half negen bij de Melkweg aankomen en het er totaal verlaten uitziet in de hal, bij de jassen. Iedereen staat namelijk al in de zaal die helemaal gevuld is! Het voorprogramma is net begonnen. Waar je normaliter nog alle tijd hebt om tijdens voorprogramma’s een goed plekje te zoeken, staat dit publiek rotsvast en is ook niet van plan een plekje af te staan.

Het voorprogramma. Nog een mooi voorbeeld van hoe Immi als artiest bezig is. In elk land waar ze speelt heeft ze een ander pre-voorprogramma. Vaak een lokaal talent. Je kunt jezelf als artiest van tevoren opgeven via haar site en ik neem aan dat ze dan zelf een keuze maakt. In Amsterdam is dat ‘Habiba’. Een meisje met een ontwapenende uitstraling dat harp speelt. Vrolijke, lieve liedjes. Ze krijgt goede respons van het publiek. Ik denk niet dat het mij heel lang kan boeien, maar in deze sfeer en met deze duur valt het in goede aarde. Vlak voor haar laatste nummer, ‘Chocolate Raisins’ gooit ze een aantal zakjes het publiek in. Als cadeautje. Geef het ook zeker door aan degene die naast je staat, voegt ze er nog aan toe. Halverwege het nummer krijg ik van twee kanten een zakje aangeboden… met chocolade rozijntjes!

Imogen komt na dit optreden zelf het podium op om ‘Habiba’ af te kondigen en het vaste voorprogramma, ‘Back Ted N-Ted’, aan te prijzen. Het laat meteen zien dat ze zichzelf niet op een voetstuk plaatst en heel volwassen met het publiek, haar fans, om gaat. Ryan Breen is de man die zo gaat spelen en straks zien we hem terug als lid van Imogen’s band. ‘Back Ted N-Ted’, oftewel Ryan speelt solo. Met een gitaar en een hoop elektronica tot zijn beschikking bouwt hij met live ingespeelde loops een basis op waarover hij met gitaar en zang zijn nummers tot leven brengt. De nummers zijn niet eens zo slecht en hij heeft best een mooie stem, maar het tot leven brengen wil niet lukken. Het klinkt te machinaal allemaal. Een goede band achter deze aardige vent zou hem op het goede pad brengen, vermoed ik. Toch krijgt ook deze act een warm onthaal. Ryan meldt dat hij uit Phoenix komt. Een extraverte dame uit het publiek roept meteen “I love Phoenix”. Hij antwoordt dat hij van Amsterdam houdt en er best een maand zou willen blijven. De jolige dame dient hem meteen van repliek: “you can stay at my place!”. Op zoveel openhartigheid heeft Ryan geen antwoord en enigszins verlegen gaat hij snel door met zijn optreden.

Dan is het tijd voor de vrouw waar het allemaal om gaat. In een mooie outfit speelt ze de eerste paar nummers van haar laatste cd ‘Ellipse’ solo. Ze maakt meteen indruk. Ze is krachtig en gevoelig. Uiterst bekwaam, heeft een stem met een megabereik en… ze is een enorme leuke kwebbeltante. Ze leidt ons rond over het podium, langs de gigantische boom met lichtjes waarin diverse instrumenten hangen, laat horen welk instrument wat doet en geeft uitleg welke band ze er mee heeft. Van het kleinste belletje tot de grote prachtige doorzichtige piano die ongelooflijk zwaar is en een flinke kostenpost om van stad naar stad te verschepen. Ze laat ons haar microfoons zien aan de binnenkant van haar polsen, die het geluid van de kleine akoestische instrumenten opvangt. Ze is leuk, aardig, oprecht. Ze legt tussen de songs door uit waar de teksten over gaan. Drie man schuift aan om haar te begeleiden bij diverse nummers. Ze weet dat echte instrumenten een verschil maken en viool, percussie en gitaar versmelten met de elektronische klanken tot een warme sound, die ik op de cd een beetje mis. De nagestreefde perfectie van haar albumgeluid wordt omgezet in een dynamisch, levendig en warm optreden dat duidelijk maakt waar live spelen ook al weer voor bedoeld is: een dimensie toevoegen aan de muziek, waardoor het een cd overstijgt en een geweldig optreden wordt. Het publiek speelt een zeer grote rol als we worden gevraagd mee te zingen en te klappen in ‘Just For Now’. Als volleerd dirigent verdeeld ze de massa in drie groepen die ieder hun deel krijgen in de ondersteuning van het louter vocaal gebrachte nummer. Er wordt veel van ons gevraagd, maar de ingewikkelde oefening slaagt op briljante wijze.

Het grootste deel van ‘Ellipse’ wordt gespeeld, met toevoeging van enkele nummers van haar tweede cd ‘Speak For Yourself’. Ze heeft een eigen sound gevonden waar ze in kan excelleren. Daar passen de songs van haar debuut cd niet meer tussen.

Ze hoopt dat ze nummers heeft gespeeld die we leuk vonden en zegt dat ze voor het einde van het jaar terug wil komen. Via haar site kunnen we aangeven wat onze favoriete nummers zijn. Die zal ze dan gaan spelen.

Het is tijd voor de toegift. ‘Hide And Seek’. In het midden van de song valt het muntje. Het muntje dat al eerder was gevallen, maar ergens was blijven steken. Omdat de muziek net niet in mijn poriën zat. Bijna 16 miljoen keer beluisterd op haar MySpace pagina. De cirkel is rond.

Mm what dya say,
Mm that you only meant well?
well of course you did
Mm what dya say,
Mm that it’s all for the best?
of course it is
Mm what dya say?
Mm that it’s just what we need
you decided this
what dya say?
Mm what did she say?

Biffy Clyro – Melkweg (oude zaal) Amsterdam 17 december 2009

IMG_0433

Twee jaar geleden stond ik hier in precies dezelfde locatie met precies de zelfde vriend (all the way from Sweden). Toen naar aanleiding van de cd ‘Puzzle’, een belangrijke stap voor de band naar een groter publiek, zonder zichzelf te verloochenen. Gelukkig is dat grotere publiek hier (nog niet) te bekennen en vraag ik me ook af of ze ooit echt groot zullen worden. Daarvoor is de muziek toch te eigenwijs. Nu is ‘Only Revolutions’ uitgekomen. De lijn van ‘Puzzle’ wordt voortgezet, maar nu nog volwassener en vooral consistenter in de kwaliteit van de songs. Maar het is ook wel even slikken, als je de extra poespas (blazers!) hoort.

Dat de band er geen onduidelijkheid over laat bestaan waar ze in de basis voor staat is te horen in de knallende opener ‘That Golden Rule’, één van mijn favoriete tracks van de nieuwe schijf, waarin alle Biffy ingrediënten aanwezig zijn: overdonderende gitaarsound, snoeiharde riffs, aparte overgangen naar pakkende melodielijnen, tempowisselingen en onnavolgbare accenten en onderbrekingen. De energie van de band is voelbaar, het optreden is intens en het publiek reageert navenant. Mede dankzij de vele Engelse fans die weer in groten getale aanwezig zijn. Er wordt een hoop gespeeld van de laatste twee cd’s. ‘Born On A Horse’, ‘Bubbles’, ‘God & Satan’, ‘Cloud Of Stink’, ‘Living Is A Problem Because Everything Dies’ (met dat wiskundige begin), ‘Saterday Superhouse’, ‘Who’s Gotta Match’, maar ook ‘Get Fucked Stud’ en ‘Love Has A Diameter’. De oudere songs worden gelukkig niet vergeten, al zijn ze in de minderheid. ‘57’ kan natuurlijk niet ontbreken. Als Simon op langzame wijze wat vreemd klinkende tonen speelt op zijn gitaar lijkt het of hij deze aan het stemmen is. Niets is minder waar. Het is een korte vingeroefening met de noten die hij vervolgens razendsnel speelt als het fantastische nummer ‘There’s No Such A Thing As A Jaggy Snake’ wordt ingezet. Kicken!

Ik had het al even over de poespas op de nieuwe cd. Die komt het meeste naar voren in de opener ‘The Captain’. Als ze dit nummer live spelen is het ontdaan van alle extra instrumenten. Ze hebben er gelukkig voor gekozen om geen vooropgenomen tapes mee te laten lopen of extra muzikanten in te zetten. Dit is Biffy Clyro. Drie man. Gitaar, bas en drums. En ‘The Captain’ wordt in een rauwe, ongekunstelde versie zeer overtuigend op ons los gelaten. Zelfs de rustige nummer, zoals ‘God & Satan’ en ‘Machines’ hebben een intensiteit die het hoge peil van energie tijdens dit optreden niet naar beneden halen.

Enige makke blijft de bijna non-communicatie met het publiek. ‘Hi, we’re Biffy Clyro’ weet Simon na enkele nummers te melden. Alsof we dat nog niet wisten. Voor de rest eigenlijk geen woord. Het is jammer, maar ook niet zo erg, want de muziek zegt genoeg en komt helemaal over.

Eerste toegift is ‘Semi-Mental’. Het is een op en top Biffy nummer en het blijft opvallend hoe je zo heftig kunt rocken en toch zo lekker mee kan zingen bij veel van hun nummers. Daarna een opvallende maar zeer goede keuze, het prachtige ‘Many Of Horror’ van de nieuwe cd, dat hoog scoort op de emotionele ladder. Ook nu wordt dit op zich rustige nummer zo overdonderend vol gespeeld, dat het woord rustig eigenlijk niet meer van toepassing is. Wat een te gekke uitvoering. Als laatste toegift geen verrassing meer. Het nummer werd uitgegeven een paar maanden voordat ‘Only Revolutions’ zou verschijnen. Een eerste voorproefje. Het is meteen een favoriete uitsmijter geworden: ‘Mountains’.

Dus ja, de band is door de jaren heen iets veranderd. En ja, ze volgen deze nieuwe koers vol overgave en met alle vertrouwen. Vertrouwen die ze krijgen door hun fans, die niet afhaken, maar meegroeien en overtuigd blijven van de aparte klasse van de groep. En nee, ze vergeten niet waar ze vandaan komen en wat ze in de basis het beste doen. Dat staat na vanavond onomstotelijk vast.

Als ik ’s avonds na een reis door de sneeuw op één oor lig, hoor ik een lichte ruis. Het optreden is dwars door mijn oordoppen geknald…

Silversun Pickups – Melkweg (oude zaal) Amsterdam, 5 december 2009

Silversun Pickups 8 Melkweg 05-12-2009

Sorry dat ik het voorprogramma Noblesse heb gemist. Toch aardig dat deze Nederlandse band me bij de uitgang dan maar een cd in handen drukt. Ik ga hem zeker beluisteren!

Maar ik kom hier voor Silversun Pickups. De band die hier in juni van dit jaar ook al stond. Brian Aubert geeft het al aan. Met zijn vinger wijst hij naar verschillende mensen uit het publiek. Hij zegt een déja vu te hebben met al die bekende gezichten. De laatste keer was het een feest om hier te spelen vertelt hij, maar dit keer wordt het nog beter! En hij krijgt nog gelijk ook. Het komt omdat de band aan de ene kant enorm strak speelt en aan de andere kant meer ruimte geeft aan improvisatie, waardoor sommige nummers worden uitgesponnen, vaak met heftige riffs die in galop voortdenderen. Brian voelt zich zichtbaar thuis en loopt vaak naar voren om dicht bij het publiek als een echte frontman de show te stelen. Maar ook drummer Christopher Guanlao doet zijn best. Superstrak en toch vol speelse ritmes. Zijn ene bekken heeft hij zo hoog in de lucht hangen dat het een prestatie op zich wordt om dat ding te raken. Mooi showelement. Joe Lester gaat helemaal op in zijn toetsen en Nikki Monninger krijgt af en toe een klein spotlight als ze een stukje mag zingen.

De set is goed gekozen. Het is een mooi afgestemd geheel en zelfs de misschien iets mindere nummers zijn live erg goed door de vette sound die de band weet neer te zetten. Brian vermaakt zich ondertussen prima met het publiek. Na tientallen thank you’s zegt hij dat hij blij is dat we (weer) zijn gekomen en dat we erg aardig en vooral ook ‘very cute’ zijn. “Except you (en hij wijst naar een willekeurig iemand in het publiek), you’re ugly as hell” gekscheert hij.

De groep is overdonderend in ‘There’s No Secrets This Year’, dynamisch in ‘Kissing Families’ weergaloos met ‘Lazy Eye’ en breekbaar in ‘Creation Lake’. Zelfs grappig, in dat laatste nummer dat als toegift wordt gespeeld, als Brian net even te hard een akkoord aanslaat in het zoete nummer dat door Nikki met zachte hoge stem wordt gezongen. Sorry, zegt hij tegen haar, met een stoute glimlach. De wisselwerking met het publiek wordt zeer letterlijk als er tientallen kleurige glowsticks op het podium worden gegooid. Kom maar op, gebaart Brain. Als Christopher een ritme begint, raapt Brian alle sticks op. Wat zou hij van plan zijn? Hij gooit een enorme hand vol de zaal in op het moment dat hij een powerchord op zijn gitaar aan slaat, alsof het een vulkaanuitbarsting is. Mooi gevonden. Een meisje krijgt een aai over haar bol en een jongen krijgt de toegift die hij vraagt, als hij beloofd helemaal ‘mental’ te gaan. Als het laatste nummer dan echt is gespeeld verdwijnt Nikki als eerste van het podium. Christopher loopt nog even heen en weer en deelt zijn drumstokjes uit. Joe en Brian werken ondertussen aan een de laatste klanken. Brian gaat door de knieën om vlak bij het publiek zijn gitaarpaneel te laten kreunen en steunen. Een orgie van feedback, distortion en noise vult de zaal. Een passend slotakkoord van een fantastisch concert. Brian zwaait. Het is gedaan.

Florence And The Machine – Melkweg (Max) Amsterdam, 8 oktober 2009

Florence

Concerten zie ik het liefst in kleine zaaltjes. Paradiso, Melkweg, perfect. De HMH is me al te groot. Gelukkig spelen de meeste bandjes waar ik van hou in deze kleine zalen. Hun muziek is vaak niet geschikt voor veel groter publiek. Maar soms ook wel. Dan is het leuk om een band te ontdekken, voordat de stap naar een grotere zaal wordt gemaakt. Nirvana, Placebo, Dream Theatre, Bjork, Bloc Party, Foo Fighters, Muse… Ik heb ze allemaal in kleine zaaltjes mogen zien. Het moet dan wel erg speciaal zijn als ik er nu nog veel geld voor neer wil tellen om iets in een grote hal te zien. Of in een kleine hal, maar dat ze er dan veel geld voor vragen. Het is een afweging van een heleboel factoren. Zo stond PJ Harvey dit jaar nog in Paradiso, maar dat was vrij duur (zit je al gauw op 40 euro). Ik heb haar al enkele keren gezien en haar laatste cd was niet zo aan mij besteed. Als ze nou met White Chalk een tour had gedaan, was ik er zeker heen gegaan. Muse is Paradiso al jaren ontgroeid. ‘Gelukkig’ vind ik de band ook niet meer zo interessant, ben er een beetje op uitgekeken, dus hun groei naar een groter publiek gaat bijna evenredig met de afname van mijn interesse. En sommige bandjes spelen gewoon jarenlang in hetzelfde clubcircuit, groeien daar nooit bovenuit. Biffy Clyro zag ik op Koninginnedag 2002 in het bovenzaaltje van Paradiso en ik ga ze in december in de oude (kleine) zaal van de Melkweg zien. En hun muziek is na vijf cd’s nog steeds te gek. Ideaal dus eigenlijk.

Florence And The Machine is nu al een fenomeen. Een Engelse rode furie met een dijk van een stem (helder en krachtig) en een indrukwekkend eerste album (Lungs) onder de arm blijft niet lang onopgemerkt. Een goede eigen verdienste, maar tevens een graantje dat iedereen mee wil pikken. Dus doen bladen al gauw grootse uitspraken en willen festivalorganisators haar graag in het spotlicht hebben. Geheel terecht, zal blijken. Gelukkig heb ik de juiste beslissing genomen een tijdje geleden en kaartjes aangeschaft voor haar optreden in de Melkweg. De Max. Nu al. Dus wie weet waar ze over een jaar zal spelen.

Ik heb het geluk dat ik een prijs heb gewonnen en krijg de uitnodiging om op 8 oktober rond vijf uur in de Melkweg te zijn alwaar Florence Welch met haar band een intiem optreden zal geven. Ik vermoed dat er een man of 100 staat. Aangezien er 1500 mensen in de zaal kunnen, kun je je voorstellen hoe leeg de zaal is met 100 man. Intimate indeed. Het podium is al aangekleed met veel bloemen en enkele vogelkooien met lampen er in. Florence komt op in een lange groene jurk, die haar rode haar extra mooi uit doet komen. Ze refereert aan het feit dat wij de prijswinnaars zijn en dat zij de prijs is. En dat er wel weinig mensen zijn. Iets dat haar misschien ietwat intimideert, want ze komt over als een verlegen en bedeesd persoontje. Maar wat een absurd goede stem heeft ze. Als ze het eerste nummer Dog Days Are Over inzet stromen de klanken moeiteloos uit haar nachtegalen keel (Florence Nightingale?), met een kracht waar je ‘U’ tegen zegt. Ze staat er wel wat statisch bij. Zelfs als ze de microfoon van de standaard haalt blijft ze op dezelfde plek staan. Haar band bestaat verder uit een harpspeler, drummer, bassist, gitarist en een toetseniste, die niet op de voorgrond treden, maar gewoon heel goed spelen. De muziek valt optimaal te genieten. Normaliter is er bij elk concert wel een constant geroezemoes. Maar als de muziek in Cosmic Love soms even stil valt, valt direct de totale stilte in de zaal op. Een prachtige ervaring om de muziek in een haast zo perfecte omgeving te horen. Na twee songs kondigt Florence het laatste nummer aan. Ietwat teleurgestelde klanken komen uit de zaal. Dat is wel erg kort. Er wordt voor het eerst dan ook voorzichtig meegeklapt in de hoop op meer misschien? Maar dat zit er niet in. Tenminste, niet nu. Vanavond daarentegenx85

Vanavond begint met het voorprogramma, Annasaid. Dit viertal jongemannen klinkt als een eighties bandje dat het net niet heeft gemaakt. Te veel gekloon en te weinig eigen gezicht. De gitaarklanken doen denken aan Big Country (hoge pingeltjes) en U2, maar dan wat meer funky. De zanger staat in een wijds ouderwetse pyjamabroek tot boven zijn kuiten met bijpassend blote voeten op het podium te dansen. Het is een indruk die je wilt achterlaten. Nu niet echt een fijne, wat mij betreft. Tussen de nummers door wordt er wat gezegd in een vet (Duits?) accent (nee, het blijken Denen). Dus laat ik meteen van de gelegenheid gebruik maken om twee dodelijk vermoeide clichés aan te stippen die deze jongens gebruiken (en velen met hen) en waar het publiek altijd weer in blijkt te trappen. Hello <plaats waarin je staat te spelen>! Feeling good? Are you ready for <naam van de hoofact>? Zolang we maar lol hebben. En dat heb ik nu niet. Het wachten is op Florence.

Florence heeft een transformatie ondergaan. De schuchtere groene dame is omgetoverd tot een vamp, totaal in het zwart gekleed, met torenhoge hakken, hot pants en daartussen twee blote benen die reiken van het podium tot aan het plafond. OMG. En op die hakken kan ze ook nog eens bewegen, dansen, springen. Vol overgave en overtuiging begint het na een ritmische introductie haast a capella, met een doodstille zaal, die ze vanaf het eerste moment totaal in haar macht heeft. De zaal die alles voor haar zal doen. Juichen, klappen, springen op commando, bloemen geven, ‘I love you’ roepen en iemand houdt zelfs een bordje omhoog met daarop ‘I still want your babies’. Hoezo, ‘still’, merkt Florence op. En Florence deelt zelf ook bloemen uit, houdt hele monologen die soms niet te verstaan zijn en trekt alle aandacht. Je vergeet haast dat er een hele band staat te spelen, met bijvoorbeeld een drummer die verdomd fijn en apart zijn ritmes laat horen, al dan niet ondersteund door de bassist, die zijn bas daarvoor terzijde schuift en ook wat drumstokken ter hand neemt. De harp krijgt de aandacht in een mooi uitgeklede versie van I’m Not Calling You A Liar en ook Hurricane Drunk komt in een sobere versie mooi tot zijn recht. Een van de vele hoogtepunten is Dog Days Are Over, inclusief springend publiek. De vamp drinkt ondertussen gracieus uit een elegant wijnglas, maar laat ook een andere kant zien. Ze giebelt een hoop tussen de nummers door en moet erg lachen als tijdens een fragiel zangmoment in Cosmic Love één van de instrumenten onopzettelijk een storend geluid maakt. Een vamp dus, maar wel benaderbaar, meisjesachtig soms, die ook gewoon een hartje maakt met haar handen en deze met een kus het publiek in stuurt. Maar ze weet bovenal het publiek te betoveren met haar ongelooflijke stem. Valt er nog iets aan af te dingen dan? Ok, als ik heel eerlijk ben maakt ze wel erg vaak gebruik van lange halen in dezelfde toonhoogte. Iets dat kan gaan vervelen en dat is helemaal niet nodig. In de beperking toont zich de meesteres. En dat zal ze ongetwijfeld gaan worden. Waarschijnlijk in veel grotere zalen dan deze. Over zoveel jaar kan ik dan pochen dat ik haar nog in de Melkweg heb gezien.

Silversun Pickups – Melkweg (oude zaal) Amsterdam, 21 juni 2009

Silversun Pickups

In november 2007 had ik ze al graag willen zien. Maar toen stonden ze in het voorprogramma van de Kaiser Chiefs in de HMH. Geen idee wie deze vreemde combi heeft verzonnen. Om dan een toch wel flinke bom duiten neer te tellen voor een kort concert in zo’n grote hal en dan weg te gaan omdat je het hoofdprogramma niet kunt velen vond ik wat ver gaan. Dus rustig blijven hopen dat ze ooit een intiemer concert zullen geven als hoofdact. In de Melkweg bijvoorbeeld, het liefst de kleine zaal dan. En verdomdx85

Lang leve MySpace. Om te bepalen hoe laat we naar het concert gaan check ik even op de MySpace pagina van het voorprogramma van de avond: The Temper Trap. Dit Australische viertal (live aangevuld met een vijfde persoon) weet me met drie tracks op hun pagina genoeg te boeien om te besluiten op tijd in de zaal te staan. Live overtuigt de groep eigenlijk ook wel. Hun muziek klinkt van radio-friendly tot groovy, maar altijd gedreven, vitaal en opzwepend. Ik heb enigszins mijn bedenkingen bij de manier van zingen van Dougie (veel kopstem en wat hakkerig), maar de laatste twee nummers zingt hij achtereenvolgens niet (instrumentaal) en met gewone stem. De nummers zijn allebei groove gericht, maar met zoveel pit dat het zelfs voor mij aanstekelijk werkt. Misschien niet wereldschokkend, maar het beluisteren zeker waard. In augustus komt hun cd uit en spelen ze op Lowlands.

Silversun Pickups1

Dan is het de beurt aan Silversun Pickups. Dit viertal lijkt een bij toeval samengeraapt ensemble. Zanger/gitarist Brian Aubert met zijn kleine oogjes waarvan je soms het idee hebt dat ze flink aan het loensen zijn. Drummer Chris Guanlao met Oosters uiterlijk en zeer expressieve drumstijl, zowel qua patronen als fysieke uitvoering. Bassiste Nikki Monninger, die er uitziet als de lieve buurvrouw die in haar zomerjurkje op weg was naar het Vondelpark, maar onderweg een bas in handen gedrukt kreeg om een riedeltje mee te spelen. En Joe Lester die, zittend achter de keyboards, bebrild, bebaard en met Oostenrijks hoedje vooral niet te veel aandacht wil trekken. Na hun EP Pikul en de debuut cd Carnavas is er dan nu Swoon, waarop de ingezette lijn rustig wordt voortgezet. Die lijn bestaat uit dromerige songs rond een basisthema, waarbij de nadruk ligt op sfeer en gevoel. De meeste songs zijn een soort ingehouden voorbode voor een uitbarsting die zich soms niet, soms wel, maar dan kortstondig, uit, om dan weer snel terug te keren naar het thema van daarvoor. De bas is ondersteunend, soms met een eigenzinnige lijn. Het drumwerk doet denken aan dat van Bloc Party; strak, maar met aparte roffels en ritmes verweven in het spel, waardoor het zoveel interessanter wordt. De keyboards blijven beperkt tot sferische omlijsting. Het juiste piepje, of klanklaagje, maar geen boventoon. Het gitaarwerk gaat van shoegazer stofzuiger tot Pumpkins-achtige akkoorden met van die fijne hoge boventonen er in. De nadruk ligt dus op sfeer. En die wordt goed ontvangen. Brian en Nikki genieten zichtbaar en nemen haast onderdanig alle lofuitingen in ontvangst. Je merkt echter dat het publiek zit te wachten op de korte momenten van los gaan, om al het luie zweet er uit te hossen. Die blijven dan beperkt, simpelweg omdat de muziek het niet toelaat. Na één van hun beste songs (Lazy Eye) geeft Nikki ietwat onwennig en met vrolijk verbaasde blik enkele high five’s aan toeschouwers uit het publiek en verlaat Brian met die gelukzalig lach in zijn jezusbaardje het podium. Nog een toegift. Twee alweer redelijk rustige songs om het af te ronden. Deze bescheiden antihelden imponeren door hun vriendelijke houding en ontspannen psychedelisch (hoe een mislukte foto dan toch nog toepasselijk wordt) geweven klanktapijten met hier en daar een veeg uit de pan. In de woorden van Brian: Awesome!

Patrick Watson – Melkweg Amsterdam, 26 mei 2009

Patrick Watson2

Op mijn concertkaartje staat dat de zaal om 20:30 uur open gaat. Er staat geen vermelding van een voorprogramma. Op de site van de Melkweg staat de aanvang één uur vroeger. En ook hier wordt niet gerept over een voorprogramma. Dat er geen voorprogramma is lijkt me dan duidelijk, maar die tijd wil ik wel even checken. Het uur scheelt veel in dit geval. Wel of niet eerst naar huis, wel of niet uit eten, vanaf hoe laat de oppas… De vertegenwoordiger van de Melkweg aan de andere kant van de lijn zegt dat het om 20:30 zal beginnen. En ja, er wel een voorprogramma (!), namelijk de Wooden Arms (!).

Het zal de vijfde keer zijn dat ik Patrick Watson ga zien. We zoeken een plek uit op het balkon, zodat je lekker kunt hangen op de reling. Daarbij zie je alles goed en als hij zijn publieksact nog gaat doen, zal hij straks vlak onder me staan, vermoed ik zo.

Stipt om half negen gaat het licht uit (de zaal is nog zeker niet vol) en begint het voorprogramma. Het is een man genaamd Arthur Adam, die mooi zingt en zichzelf begeleidt op gitaar. De muziek doet me erg denken aan Jeff Buckley. En dan niet eens zijn stem, als wel hoe sommige nummers in elkaar zitten. Afgezien van de wat suffige humor tussen de nummers door is dit een aanrader om eens te gaan beluisteren. Je kunt zijn album gratis downloaden: http://www.inacabinwith.com/downloadarthur.php.

Na Arthur volgt de bekende overgangsperiode tussen twee acts. Geroezemoes dat nog wat luider wordt (nog wat, want tijdens het voorprogramma was dit ook al aan de gang; ik zeg: ga naar de kroeg om te ouwehoeren), het verplaatsen van lichamen met vocht van de tap. Maar dan komt opeens het filmdoek naar beneden en begint er een oud filmpje van Felix the Cat. Goed idee! Word je nog leuk bezig gehouden. Maar na een keer of zes hetzelfde filmpje te hebben gezien gaat de lol er wel af. Volgende keer verschillende filmpjes graag. Wat dan wel weer leuk is, is dat iemand op het podium wild loopt te zwaaien dat het doek omhoog mag, omdat de band klaar staat. Het doek blijft nog even hangen en de band begint The Cat doodleuk muzikaal te ondersteunen. Als Felix dan eindelijk verdwijnt en Patrick Watson en Wooden Arms zichtbaar worden hoor ik aan het luid applaudiserende publiek dat ze hier gekomen is om alles bijna hoe dan ook goed te vinden, de komende anderhalf uur. Waar hij twee jaar geleden op Lowlands een unieke, maar onvoorbereid grote respons kreeg, lijken de bezoekers er nu een voorschot op te nemen.

De nieuwe cd (Wooden Arms) vervolgt het avontuurlijke pad van de Canadees, waarbij de rol van percussie opvalt. Als je er op kunt slaan en er komt een leuke toon uit dan is het bruikbaar, lijkt het devies. Ook live is men voorbereid om met meerdere instrumenten de muziek te dienen en het publiek te bespelen. De band, die dicht bij elkaar op het podium is opgesteld, ziet zich zelfs gesteund door een heus kwartet strijkers. Vol vertrouwen worden er eerst diverse nummers van de nieuwe cd ten gehore gebracht. Bij twee opeenvolgende nummers wordt voor mij heel duidelijk waar Patrick zich verliest in experiment en waar hij boven zichzelf uitstijgt in eenvoud. Experimenteren is leuk, maar toch vooral voor de muzikanten. Het is fantastisch dat Watson zich niet beperkt tot wat is, maar uit wil proberen wat kan. Als hij dit functioneel weet toe te passen ter ondersteuning van zijn songs kan dit grandioos uit de bus komen. Zoals in dit geval een prachtuitvoering van één van de prijsnummers van zijn nieuwe cd, Man Like You. Hij houdt zijn zang sober, maar sterk en intens. De gitarist speelt de mooie melodie en de drummer tikt zachtjes met zijn sticks op de snaren van een gitaar. Al het wat nodeloze gefrobel uit het nummer daarvoor wordt hiermee teniet gedaan. Verbluffend mooi.

Er volgen natuurlijk ook nog wat oude nummers, favorieten ondertussen, die met nog meer gejuich worden verwelkomd als oude vrienden. Ik kijk uit naar en heb tegelijkertijd vrees voor de eventuele publieksact, waarbij hij met zijn band het publiek in gaat, om daar onversterkt een nummer ten gehore te brengen. Een erg fijn gebaar, maar het moet geen kunstje worden. Patrick heeft zijn act echter aangepast. Hij krijgt een rugzak om met flink wat megafoons die er aan alle kanten uitsteken. En daar gaat ie weer, met de bandleden in zijn kielzog om midden in het publiek een nummer te zingen http://www.youtube.com/watch?v=9VuGyqOQqrM. En het werkt nog steeds. Hartverwarmend. Na dit nummer loopt de kleine stoet een stukje verder het publiek in om daar een tweede nummer te doen. The Storm. En tot lichte verbazing van Patrick neuriedt de mensenmassa op erg mooie wijze het nummer mee.

Oorverdovend applaus. Patrick wil een toegift spelen maar komt niet boven het publiek uit om al zijn Arms in te lichten welk nummer dan. Hij krijgt een inval, speelt twee tonen op zijn piano en alle armen schudden hun hoofd in bevestiging. Over op elkaar ingespeeld zijn gesproken…

Het is nog altijd een zeer fijne ervaring om een concert van Patrick Watson bij te wonen. Misschien niet altijd en op alle fronten even sterk, maar door zijn aanstekelijke enthousiasme en het fantastische spel van zijn Wooden Arms is het duidelijk dat live spelen een enorme meerwaarde kan opleveren.

Blood Red Shoes – Melkweg (oude zaal) Amsterdam, 3 november 2008

Blood Red Shoes

Het is al schemerig als we bij de Melkweg aankomen. We hebben een kaartje over voor dit uitverkochte concert. We staan even te dralen, omdat we niet echt iemand zien die verlegenheid voor een kaartje uitstraalt. En dan valt me een blond koppie op. Het behoort aan Steven Ansell. Een kop kleiner dan ik, blijkt. Naast hem loopt zijn muzikale partner Laura-Mary Carter, ietwat verscholen onder een zwarte capuchon, en alweer een koppie kleiner dan Steven. Niemand herkent ze, als ze tussen wat fans door de gewone ingang van de Melkweg binnen gaan. Maar zo ongezien als ze hier voorbij gaan was zeker geen voorbode voor deze avond. Een avond die begint met het voorprogramma: The Xcerts. Een best wel aardig bandje dat een beetje in het vaarwater van jeugdige bandjes als Paramore peddelt. Met hyperactieve nerd-bassist. Maar de band gaat me tegen staan door de zanger, wiens stemgeluid me toch al niet aanstaat, die constant zeer lange uithalen doet, een truukje dat vaker voorkomt bij bandjes die in dat vaarwater peddelen.

Dan de wisseling van de wacht. Voor het eerst in mijn leven zie ik dat een drumstel vooraan rechts op het podium blijft staan en het net gebruikte exemplaar dat in het midden achterin staat wordt verwijderd. Het is echt altijd andersom. Er worden twee oubollige schemerlampen neergezet om een huiskamergevoel te creëren. Ietwat onbenullig lijkt me, op zo’n groot podium, waar maar twee mensen op komen. Maar het licht vanuit deze lampen op het doek erachter heeft wel degelijk een mooi effect en laat er geen twijfel over bestaan voor wie we zijn gekomen: Blood Red Shoes. Als het licht uit gaat en de spots, c.q. schemerlampen aan, blijkt de strategisch geplaatste Hans Klok ventilator het werk goed te doen. Het haar van Laura-Mary danst in de wind. Ze is stoer, met haar gitaar en nurkse blik. En het geluid dat ze samen met drummer Steven produceert is snoeihard, vol en heftig. Who needs a bassplayer! Al gauw knallen de stuk voor stuk goede nummers van hun debuut cd uit de boxen. Al heel snel wordt er stevig gedanst en zelfs crowdsurfen is niet van de lucht. Ook de drie nieuwe nummers die de Blood Red Shoes ten gehore brengen vallen in de smaak. Ze zijn iets minder heavy en snel, maar het smaakt naar meer. Zeker het laatste nieuwe nummer is een geheide single. Tussen de songs door is het vooral Steven die het publiek oraal vermaakt. Het is hun eerste volwaardige concert in Amsterdam (vorige keren waren ze onderdeel van London Calling), dus best wel spannend, vertelt hij. Ook The Xcerts worden bedankt. Ook voor hun humor, waarbij Steven even opstaat van zijn drumkruk om te laten zien wat ze er op hebben geschreven: cock. Naar het einde toe neemt de intensiteit toe. I Wish I Was Someone Better raast door de zaal. En het publiek raast mee. Als de band terug komt voor een toegift zetten ze Stitch Me Back in. Een oud nummer, uitgebracht als single. Een weergaloos heavy nummer dat je in al zijn eenvoud op heerlijke wijze murw beukt. En ja hoor, meteen door met prijsnummer ADHD. Alsof het is afgesproken springt de ene na de andere fan het podium op om daar te gaan dansen. Laura-Mary lijkt zich wat geschrokken terug te trekken naar een veilige plek achterin. Steven gaat uit zijn dak en gaat boven op het drumstel staan om boven zijn publiek uit te komen om de rest van de zaal aan te moedigen. De ordedienst zorgt er voor dat het podium weer leeg komt, zodat de band de wervelende song, wat zeg ik, show af kan maken. Met een knal.

Paramore – Melkweg (MAX) Amsterdam, 17 juni 2008

We hadden er al een voorgevoel van. Paramore is het ideale bandje voor de ietwat alternatieve tiener van vandaag. Dat betekent dus dat de gemiddelde leeftijd ver onder de dertig ligt en nog enigszins wordt opgekrikt door een aantal schichtig kijkende ouders die hun kroost angstvallig in de gaten proberen te houden. Een parade van opgespelde lampjes, kroontjes in het haar, mobieltjes, glowsticks, korte ruiten rokjes, sigaretten (net nog en nog net) en eyeliner. Je hebt hier oordoppen nodig vanwege het applaus en gejuich alleen al, want werkelijk alles is een feest, alles is leuk, overal komt een reactie op, alle handjes gaan constant in de lucht. Het ideale publiek voor alle bands die spelen. Zoals Make Believe. De band speelt een aardig moppie goed in het gehoor liggende rock en bespeelt het publiek op bijna infantiele wijze. Het lijkt wel of we naar een show van Ernst, Bobbie en de rest kijken. ‘Héééél, hééééél, héééél veel plezier bij Paramoooooooooore’ schreeuwt de zanger het publiek toe. Dat doet het altijd goed, de hoofdact van de avond even noemen. Zelfs één van de meest verschrikkelijke bands die ik ooit aanschouwde kan kennelijk niet stuk bij dit publiek. Ik heb het over de Hot Stewards. Een cover band, die de oude jaren 80 kleding van Spinal Tap uit de kast heeft getrokken en pretrockpunk versies van alweer jaren 80 top 40 hits ten gehore brengt. Paula Abdul, Rick Astley, Whitney Houston, Wham, Abba. En dit met een verdomd slechte zanger en zijnsidekick die (onbedoeld) praat met een Spongebob stem. Sommige dingen zijn leuk. Sommige dingen zijn slecht. Sommige dingen zijn zo slecht dat het weer leuk wordt. Dit is nog slechter en daarom te erg voor woorden. Uiteindelijk dan Paramore. Er is niet veel op aan te merken. De band speelt strak, enthousiast en weet het publiek iets intelligenter te benaderen, hoewel ook nu de clichés niet van de lucht zijn. Toch is het in mijn oren voornamelijk veel van hetzelfde. Inhoudelijk stelt het niet zo veel voor, maar de verpakking mag er zijn. Alle sets worden perfect op tijd gespeeld en de wisselingen duren niet lang. Het hele gebeuren is dan ook bijtijds afgelopen, zodat elke tiener nog vóór twaalf uur in zijn bed ligt en onder de poster van Hayley Williams weg kan dromen. Wat deden wij daar eigenlijk? Oh ja, wachten op Hallelujah, dat ze niet speelden…

The Posies – Melkweg (oude zaal) Amsterdam, 26 april 2008

De Gasoline Brothers verzorgen het acoustische voorprogramma van de acoustische set die The Posies straks gaan spelen. Dit Utrechtse duo maakt helaas weinig indruk. Wat wil je, met zo’n naam kan ik heel gemeen zeggen. Slaat nergens op, maar klopt wel in dit geval. Dus ik kijk mijn vrouw aan en we hebben allebei zoiets van, als die set van The Posies ook gaat vervelen op een gegeven moment, dan pakken we onze biezen (zijnde twee jassen voor 1 euro ’t stuk bij de garderobe afgegeven) en gaan we.

We worden hard om de oren geslagen. Als Jon Auer en Ken Stringfellow eenmaal hun monden opent trekken zalft hun samenzang de oren op unieke wijze. Tsja, we wisten het al, maar het wordt nog even onomstotelijk bewezen, als er twee stemmen voor elkaar gemaakt zijn, dan zijn het wel die van Ken en Jon. Maar dat is niet alles. Ook in deze sobere bezetting valt op hoe goed de liedjes zijn. Fier overeind staan ze en het vervelen doet het geen minuut. Het ene na het andere mooie nummer komt voorbij. De zaal is voor minder dan de helft gevuld schat ik, maar het publiek dat er staat krijgt meer dan waar voor zijn geld. Er wordt over en weer gepraat. The Posies reageren adrem en zeer grappig. Ze verhalen over de vele malen dat ze in hun favoriete Melkweg hebben gestaan. En de vooruitgang die ze dus kennelijk niet hebben geboekt. Een van de voordelen dat ze ‘never have to quit while you’re still ahead’. Want ze zijn er nog lang niet en zullen er ook nooit komen, wat wel zo prettig is, want dan kunnen we nog lang op deze manier van ze genieten.