Pixies – HMH Amsterdam, 13 oktober 2009

Pixies

Je hebt van die bands waarvan misschien niet helemaal duidelijk is of er nu ‘the’ voor de naam moet staan of niet. ‘The’ er voor zetten doe je haast automatisch, want daarmee duidt je de band en soms zelfs de leden van die band duidelijker aan. Veel bands hebben dat gevoel kennelijk zelf ook en laten er geen misverstand over bestaan dat zij die specifieke band zijn. Dat er geen anderen van zijn. The Police, The Strokes, The Posies, The Thermals en The Cure, om maar wat te noemen. Bij sommige bands kan het verkeren. Een voorbeeld is Smashing Pumpkins, die zich aldus noemden op hun eerste drie albums, maar met Mellon Collie wilde Billy Corgan misschien bevestigen dat hij zijn opus magnus had gemaakt en dit onderstreepte hij door vanaf die cd ‘the’ voor zijn bandnaam te plakken. Of een band als (the) Arcade Fire, die op de meeste cd hoezen het lidwoord achterwege laat, maar in de binnenhoes zichzelf wel degelijk The Arcade Fire noemt. De laatste categorie zijn de bands die het drieletterige woordje achterwege hebben gelaten en op die manier iets ongrijpbaars krijgen. Zijn ze onderdeel van een grotere groep waarvan ze deel uitmaken? Editors, Foo Fighters, Simple Minds en …Pixies. Probleem wordt het dan weer als je deze specifieke groep aan wilt duiden, zoals op de verzamel cd ‘Death To The Pixies’, waarin het wel duidelijk moet worden dat het niet persoonlijk is bedoeld voor alle Pixies op deze wereld.

En dan krijg je vervolgens nog het taalkundig probleem. Want wat ga ik nu zeggen? (the) Pixies heeft/hebben mijn leven veranderd? Als de boodschap maar duidelijk is. Vlak voor het uitkomen van ‘Bossanova’ (1990) was er een programma op de tv van de VPRO, waarin de presentator aan de kant van de weg ging staan wachten op een lift van iemand. Als hij dan (met zijn cameraploeg) mee mocht rijden, interviewde hij de chauffeur van de auto. Simpel en effectief. Als muzikale omlijsting werd de intro van het nummer ‘Debaser’ gebruikt. Mijn oren klapperden. Tot dan toe had ik mijn hart verpand aan Hard Rock. Maar dit simpele doch totaal unieke geluid maakte iets in mij wakker. Als een gek ben ik naar platenzaak Boudisque in Amsterdam gefietst om de cd te kopen waar dit nummer op stond. De enthousiaste verkoper vertelde mij onmiddellijk dat er binnenkort een nieuwe cd zou verschijnen. Ik heb wat in te halen dacht ik bij mezelf. En met ‘Doolittle’ in mijn handen reed ik een totaal nieuwe muzikale toekomst tegemoet.

Door allerlei omstandigheden heb ik de band nooit live kunnen aanschouwen in hun hoogtijdagen. Ze speelden bijvoorbeeld in de Edenhal terwijl ik in Zweden zat. Damn. Toen de band in 2004 een reunietour deed (met Bettie Serveert en het nog onbekende Snow Patrol in het voorprogramma!) moest ik daar natuurlijk heen. Ook al houd ik niet van reunies. En ook al was ik ziek die dag. Ik ben helemaal achterin de HMH gaan zitten en heb de loeiharde orkaan van geluid over me heen laten komen. Onder de indruk, voor zover mijn verhitte hoofd dat toeliet.

Nu spelen ze weer. Weer in de HMH. Dit keer wordt het 20-jarig bestaan van ‘Doolittle’ herdacht, door dit album integraal te gaan spelen. Ook dit keer laat ik niet verstek gaan. Bij binnenkomst hangt een papiertje op het raam waarop het programmaschema staat voor deze avond.

20:00 – 20:40 Dinosaur Pile-Up

20:40 – 21:00 Pauze

21:00 – 22:30 Pixies

Het voorprogramma begint precies om acht uur. Het blijkt een voorbode van naleving van de stiptheid volgens het schema. Het bandje uit Engeland begint niet zo fijn, want als ze klaar staan om te beginnen moet de zanger/gitarist nog een flinke tijd stemmen, waarvoor hij zich verontschuldigt. Het zijn de zenuwen, biecht hij op. Al snel blijkt dat Dinosaur Pile-Up een enorme Nirvana kloon is. Grungetijden herleven in best wel lekkere songs, maar met zo’n Cobain saus , dat als de zanger in het Beatles nummer ‘Please Me’ deze woorden net zo lijzig zingt als de overleden Nirvana zanger dat zo heerlijk kon, het geheel een wat vreemde nasmaak achter laat.

In de pauze lopen we meteen naar voren om vrij gemakkelijk een zeer fijn plekje tussen veel medeveertigers te bemachtigen dat redelijk dichtbij het podium is. ‘Doolittle’ duurt precies 38 minuten en 46 seconden. Hoe vul je daar anderhalf uur mee? Film, B-kantjes, veel tijd tussen de nummers en toch drie songs die niets met het album te maken hebben.

Un Chien Andalou

Het voorfilmpje is het 16 minuten durende ‘Un Chien Andalou’ van Luis Bunuel, met o.a. de overbekende scène waarin een vrouwenoog lijkt (het was een koeienoog) te worden doorgesneden. Hier en daar wat versneld, dat wel, maar toch een flinke zit, of ik moet zeggen: sta. Te lang om het publiek daadwerkelijk op te peppen. Als de band dan opkomt beginnen ze met het spelen van diverse B-kantjes zoals de niet al te goede binnenkomer ‘Dancing The Manta Ray’, ‘Weird At My School’, ‘Bailey’s Walk’ en ‘Manta Ray’ waarna gelukkig de eerste klanken van de ode aan het voorfilmpje ‘Debaser’, zijnde het eerste nummer van ‘Doolittle’ wordt ingezet. Het zijn de nummers die ik woordelijk mee kan zingen. Frank kan nog steeds schreeuwen als een speenvarken en Kim fleurt de pauze tussen de nummers op met heerlijke Kim-opmerkingen. “We zitten nog steeds op kant 1, toch”?, zegt ze, terwijl ze direct aan haar zelf begint te twijfelen en houvast zoekt bij de andere bandleden en het publiek, vlak voor ‘Monkey Gone To Heaven’ wordt gespeeld. De ietwat lange pauze tussen de nummers begint me een beetje te irriteren, naast het feit dat het album wel erg letterlijk wordt nagespeeld. Iets dat een live ervaring niet ten goede komt. Ik wil dynamiek, spanning, onvoorspelbaarheid, toegevoegde waarde. Die is ver te zoeken. Alles is tot in de puntjes geregeld, de filmpjes op de achtergrond dicteren de maat en lengte van de nummers die gespeeld worden en er is zelfs een begeleidend filmpje waarin de vier uit Boston buigen voor het publiek als ze dit ook in het echt doen aan het einde van de set. De enige oneffenheid komt tot uiting in wat speelfouten van David, Joey en Kim. Kim die dit dan op haar manier laat blijken door een grote FUCK uit te spreken als het haar overkomt. Kim die sowieso de enige is die uberhaupt iets zegt. De eerste toegift bestaat uit nog twee B-kantjes, de surf versie van ‘Wave Of Mutilation’ en ‘Into The White’ waarbij Kim zowel zingt als geheel toepasselijk uit het zicht verdwijnt in de witte rook geproduceerd door de rookmachine die overuren draait. Voor het eerst duurt een song vanavond wat langer dan de versie van de cd. Het meest overtuigende nummer tot nu toe! Opnieuw van het podium. Ik heb mijn twijfels of ze terug komen, want zo enthousiast klinkt het nu ook weer niet vanuit de zaal. Maar schema is schema en er volgen nog drie (niet-Doolittle) nummers, die eindelijk een beetje laten zien hoe het de hele avond had kunnen zijn. ‘Nimrod’s Son’, ‘Isla De Encanta’ en het onvermijdelijke ‘Gigantic’. Is het dan wel een geslaagde avond?

De ontmoeting met de Pixies voelt alsof ik een zeer goede vriend van jaren geleden tegen ben gekomen. Hij ziet er iets anders uit, hoewel totaal herkenbaar. We omarmen elkaar en rakelen al gauw allerlei intense herinneringen op uit die goede oude tijd. Zo van, weet je nog toen. Maar ik ben me bewust dat we het over ‘toen’ hebben. En dat de herbeleving nooit kan tippen aan de unieke ervaring van ‘toen’. Daar voor is er te veel gebeurd, veranderd. In de buitenwereld en in mezelf. Dus het is een fijn weerzien, maar ik besef me dat als ik echt weer zo’n hoogtepunt, dat vuur wil ervaren, ik dit moet zoeken in nieuwe vrienden.

Maar ik kan het ook mis hebben…

Plaats een reactie