Eefje de Visser – Griffioen Amstelveen, 26 oktober 2012

Het is 1983. Het schoolfeest is nog niet zo lang bezig en ik heb ‘Stiekem gedanst’ van Toontje Lager al twee keer voorbij horen komen. Ze zit daar, in een hoekje van het schoolcafé, onopvallend te kletsen met een vriendin. Gestoken in een glittervestje, zwarte pofbroek met hoogwater en gympen er onder. Ze heet Eefje. Ze staat op, kijkt even om zich heen en stapt daadkrachtig het podium op.

De theatertour van Eefje de Visser brengt haar vanavond naar Amstelveen, waarna de komende maanden nog vele theaters door het land gevuld zullen worden met haar muzikale klanken en de in elkaar geknutselde achtergronden die toch wat knullig overkomen. Ze komt op in een glittervestje, zwarte pofbroek met hoogwater en gympen er onder. Ze pakt een gitaar en speelt met haar band drie (nieuwe) liedjes die elkaar opvolgen zonder pauze, in een kabbelend ritme als een fijne kennismaking.

Pas na die drie liedjes is er ruimte om te klappen. Ze ‘verspreekt’ ons toe, dat ze in Almere is, wat ze niet is, waardoor ze in de war raakt en niet meer weet wat ze wilde zeggen. Zeg maar niets, raak ons met je muziek. Dat doet ze, feilloos. Bekende nummers van haar debuut De Koek zijn helemaal ontdaan van hun kleding en in iets nieuws gestoken. Meestal schaars, in basale vorm, intiem, puur en subtiel. In Het Gras krijgt een mineurstemming toebedeelt die indruk achter laat. Genoeg wordt door een stuwend ritme voortgedreven. Verdriet lijkt nog langzamer te gaan dan het origineel, waardoor de tekst en het gevoel nog zwaarder gaan wegen.

Hoe mooi. Hoe mooi zitten we er hier naar te luisteren, op klapstoeltjes, in een niet uitverkochte, maar goed gevulde zaal, met uitstekend geluid dat zonder oordoppen tot ons kan komen, zonder pratende mensen, rammelende koffiekopjes of vallende hardplastic bekers, want consumpties zijn niet toegestaan in de zaal.

Er zit een nadeel aan de opgelegde stilte. Een pauze, van een minuut of twintig, waardoor we uit de flow van het optreden raken en iedereen toch nog naar de bar rent om de inwendige mens te versterken. Wordt die niet al genoeg versterkt met haar klanken en woorden, die ons tot nu toe zo goed wisten te voeden?

Terug in de zaal pakt Eefje ons solo opnieuw bij de strot, met een onbekend nieuw pareltje, dat zo doordacht in elkaar steekt en niets nodig heeft dan haar stem en gitaar. Er volgen nog bekende nummers in herkenbare (Hartslag) en onherkenbare (De Koek) versies. Aan die laatste wordt de geprezen versie van Call Me vastgeplakt, waar het echter een adempauze tussen de nummers verdiende.

Dan eist het verleden haar weer op, als ik het misplaatste laatste nummer hoor, dat eigenlijk in dat schoolcafé thuis hoort, gespeeld door dat schoolbandje dat alle voetjes van de vloer krijgt als ze Blondie’s Hanging On The Telephone op volle kracht het zaaltje instuurt en zelfs die dolle lerares even mee pogoed.

Als ze klaar is, schraap ik al mijn moed bij elkaar en stap ik op haar af, in dat schoolcafé, dwars door de dansende menigte naar de andere kant van het zaaltje en zeg haar dat ze het niet nodig heeft, die bordkartonnen achtergrond en die wilde cover. Dat haar ze haar muziek, háár muziek in alle broosheid kan tonen en juist daarmee het publiek intens kan laten genieten. De woorden komen er hakkelend uit, maar ik zie aan haar ogen dat ze begrijpt wat ik bedoel.

Plaats een reactie